2019…

Joseph Beuys (1921-1986)...

De schetsjes zijn heel snel gemaakt. Je herkent een platvis (schol?), en dan nog een platvis van wat onduidelijker statuur. Het beest onderaan is onmiskenbaar een snoekbaars. Verder staan er nog wat probeersels op het kalenderblaadje, dat kennelijk uit een zakagenda is gescheurd. De tekeningetjes zijn gemaakt met vulpen, in blauwe inkt.

De schetsjes doen fris en fruitig aan, het lijkt alsof Josef Beuys ze gisterenavond heeft neergekrabbeld. Maar kijk je naar de datum dan zie je dat de krabbels op een kalenderblaadje werden gekriebeld van 63 oud. En nader onderzoek toont aan dat dát ook de tijd en datum waren dat Beuys ze tekende.  Ellen was toen verdorie nog niet eens anderhalf jaar oud, ik was netaan drie.

Een rare gewaarwording is het toch om een vermeende actualiteit te zien, een nouveauté, om je dan op een ander nivo te realiseren dat je naar iets ouds zit te kijken. Tijd is een raar fenomeen, tijd is uiteindelijk een rommeltje, altijd bereid om je op het verkeerde been te zetten…

Neem onze Jop. Gisteren was die gast nog baby, in 2019 gaat hij alweer voor het eerst naar school…

Of neem de curryworst: je beschouwt hem als een lekkernij uit het begin van dit millennium, maar wat blijkt: op 4 september 2019 viert de snack alweer z’n zeventigste verjaardag…

Nou ja, zo kun je nog een hele waslijst bedenken van voorbeelden van hoe de tijd jou manipuleert. En ook van hoe jij probeert de tijd te manipuleren. Het is en blijft een vreemd fenomeen, het blijft uiteindelijk een rommeltje…

2018 was een goed jaar voor ons, zoveel is zeker, het ging alleen zo snel voorbij. We willen de hoogtepunten niet allemaal opnieuw opsommen, die staan als een huis en je kunt ze met wat gescroll terugvinden op deze website.

En 2019? Ach lezer, wij kunnen niet in de toekomst kijken. We kunnen er alleen maar het beste van hopen. We doen dat met een voorchristelijke bezwering:

Gelukkig nieuwjaar lezer…

Ellen-Paul…

© Afbeelding: Joseph Beuys (1921-1986), Stiftung Museum Schloss Moyland,
Sammlung van der Grinten.

Gruttensoep met peen en knoflook…

Knoflooksoep met peen en grutten...

Het kon ook heten Wortelsoep met grutten en knoflook, en evengoed Knoflooksoep met grutten en peen…. De hoofdingrediënten van deze soep komen namelijk in gelijkwaardige hoeveelheden (niet gelijke hoeveelheden) voor. Uiteindelijk koos ik voor de grutjes, want daar wilde ik het over hebben…

Want wat zijn grutten? Nou, eigenlijk zijn het niet meer dan de gebroken korrels van de graansoorten die oorspronkelijk in het noorden van Europa voorkwamen: haver, boekweit en gerst. In het geval van gebroken (min of meer uitheemse) tarwe spreek je van gries of griesmeel.

Grutten waren heel lang basisvoedsel in onze contreien. Ze werden ingezet om de wat waterige soepen volume te geven, ze werden gebruikt om pap en brei te maken, zowel hartig als zoet. Hebben we het vandaagdedag over grutten, dan bedoelen we eigenlijk altijd gebroken gerst.

In delen van Rusland zijn grutten nog steeds een belangrijk voedzaam en maagvullend deel van het voedingspatroon, Het heet dan kasja. Maar ook bij onze oosterburen vind je grutten nog steeds terug in de schappen van de supermarkt en kleinhandel. Ze heten daar Grauben, de fijnere Perlgrauben, en het gaat dan nagenoeg altijd over gerst. Bij ons vind je grutten nog zelden op de gangbare plaatsen waar je je voedsel koopt. Je moet er al snel voor naar een natuurvoedingswinkel of aanverwante grutter

Grutten zijn eigenlijk heel breed inzetbaar. Je verstevigt er je soepen mee, maar ook gebruik je ze als bijgerecht bij je hoofdmaaltijd (in de plaats van rijst, pasta of aardappelen). Je kunt ermee bakken, je maakt er toetjes mee. Veel smaak hebben ze niet van zichzelf, maar ze zijn uitstekend te combineren met nagenoeg elke smaakmaker.

Enfin, onlangs kocht ik in Duitsland een pakje Perlgrauben (fein) van het merk Brüggen. Het stond zomaar in de supermarkt, samen met nog een paar andere merken, ingeklemd tussen de rijst en de pasta. Vandaag ben ik er dan maar eens mee gaan koken.

Eigenlijk wilde ik vandaag knoflooksoep maken. Ik stuitte echter in een oud Duits (en enigszins obscuur) kookboek op een soort van basisrecept voor Graubensuppe uit de Pfalz. Het leek me prima te combineren met een overdaad aan knoflook. Een recept verbouwen en aanpassen aan mijn goesting  is me niet vreemd en zo kwam ik tot de hieronder beschreven soep. 

Knoflooksoep met peen en grutten...
  • 1 1/2 liter groentebouillon,
  • 100 gram (gedroogde) grutten,
  • 30 gram verse knoflook, heel fijn gehakt,
  • 250 gram wortel (peen), heel fijn gehakt,
  • 1 eetlepel bieslook, gehakt,
  • 3 eetlepels peterselie, fijn gehakt,
  • snuifje cayennepeper.

Breng de bouillon aan de kook. Voeg de grutten en knoflook toe en kook het geheel opnieuw op. Zet de pan dan op een zacht vuurtje en laat alles een goede 45 minuten trekken. Stort de wortel (peen) erbij en de snuif cayennepeper. Laat de soep nog 15 minuten trekken en voeg dan de bieslook en het merendeel van de peterselie toe. Dien de soep na enkele minuten op, bestrooi de borden met het restje peterselie. Da’s alles…

  • Opmerkingen:
  • 30 gram knoflook is niet niks… Het komt min of meer overeen met 10 middelgrote tenen, en dat is veel in een pannetje soep. Gelukkig heeft knoflook het in zich om alle scherpte te verliezen wanneer je de tenen gaart. De scherpte verdwijnt, de smaak wordt mild en het overgebleven aroma is uniek. Probeer het gerust uit, ik garandeer je succes.
  • Naar gelang jou idee en verwachtingen mag de soep best wat meer vocht gebruiken. Na onze maaltijd voegde ik nog eens een halve liter groentebouillon toe.
  • Het recept voor deze soep biedt je een maaltijd, maar het biedt je ook een basis om mee verder te werken. 

Enfin, ik versnijd morgen een Portugese worst in de restanten van die soep. Ik heb die worst nog liggen en dit is een smakelijke manier om hem te gebruiken. En daarmee is dit gerecht geen vegetarisch gerecht meer. Enfin…

Ik sluit af lezer, het is mooi geweest. 

© paul 

Hoe het verder ging…

Kerstkado's...

Met Ellen gaat het beter. Ze heeft geleerd hoe ze haar gebroken ribben een beetje kan ontzien en ze scharrelt intussen alweer wat makkelijker door het huis. De nachtrust houdt niet over…

Al met al kwamen we de Kerstdagen redelijk door. Ik maakte een stoofpot van wildzwijn en ik grilde een kip. We aten oesters, lekkere kazen, gemarineerde zalm en een stukje ganzenlever. We lazen een boek, we keken een film… 

Verder was er aanloop genoeg; vrienden en familie toonden hun oprechte belangstelling voor de zieke, waarvoor onze dank. Ook de hartverwarmende beterschapswensen op deze website en op Facebook worden zeer gewaardeerd.

De avond van Eerste Kerstdag brachten we door op de Witte Brug, te gast bij Marleen en Vincent. Iedereen was er, iedereen had plezier. Het leek dan toch nog een beetje op ons Kerstmaal. Er was stemming en er was drank, er was muziek en men had goeie buurt. Er waren cadeautjes. Enfin, ons Kerstmaal ging niet door, maar de avond maakte een hele hoop goed…

Voor de Kerstborrel bij Vincent en Marleen bereidde ik een aantal hapjes, zo ook deed Neel.  Er waren gekruide gehaktballetjes en worstjes in een deegkorstje, gemarineerde paddenstoeltjes en gevulde champignons uit de oven. Een mousse van rode bietjes en ook met kaas gevulde dadels. Groentehapjes met een deegomhulsel en ook  kruidenboter met veel peterselie. Er was goed brood en hapklare toast, er waren gevulde eieren.  Enfin, er was nog meer, maar dat schiet me even niet te binnen…

Kortom, niemand kwam iets tekort, zoveel was wel duidelijk. Al het lekkers ging dan ook met gemak op, het overschot was minimaal. Behalve dan de kaas. Zowel Neel als ik serveerden een aantal kazen. En hoewel er stevig van werd gesnoept bleef er toch nogal wat van over, het was gewoon teveel.

Ik heb die kazen intussen verwerkt op traditionele Franse wijze: ik maakte Fromage Fort. Hoe en waarom vertel ik je morgen. Voor nu is het tijd de burelen van dit Ministerie te sluiten. En terwijl Hond Jaros zich luidkeels ergert aan illegaal afgestookt vuurwerk in de omgeving kijken Ellen en ik een film vanuit onze sponde. We zullen het eind niet bewust beleven.

Goedenacht lezer…

© paul

Fijne Kerstdagen…

kerst

Normaal gesproken maken we op deze website wat meer werk van de aanloop naar de Kerst. De omstandigheden dit jaar schreven echter enige matigheid voor…

We zouden ook deze Kerst weer de Grote Maaltijd verzorgen voor een goede 22 gasten. Ellen hield zich er al weken mee bezig: het menu was uitgeschreven, de logistiek leek op orde, de taken waren verdeeld. Het vlees stond in bestelling, zo ook de vis. De drank rustte in ons keldertje en voor het versgoed was het nog tijd genoeg.

Het noodlot sloeg echter toe, en wel op vrijdagavond. Ellen liet laat in de avond Hond Jaros nog even uit (ze liep wat te suffen, zegt ze zelf). Hond Jaros schrok van een andere hond, eentje waar hij altijd ruzie mee heeft. Hij gaf daarbij een onverwachte ruk aan de riem en slingerde Ellen tegen een (lullig) paaltje. Ze kwam verkeerd terecht en brak twee ribben (die losse, die zwevende). En daarmee veranderde een en ander fundamenteel.

Later in het ziekenhuis werden de breuken nog eens officieel herkend en erkend, en dat was het dan. Revalideren duurt 6 à 7 weken, er is verder niks aan te doen, het moet uit zichzelf genezen. Ellen oefent nu om er zich bij neer te leggen, en dat kost wel wat krimp. Maar het belangrijkste is dat die los bungelende botjes in haar lijf een onaardse pijn genereren. Medicamenteuze pijnstilling werkt slechts ten dele, voor de rest is het een kwestie van het ultieme gemak houden. Verder gaat het Ellen wel goed; ze kan slecht zitten, niet liggen en beperkt staan. Maar ze doet haar best om zich aan de nieuwe status aan te passen, en dat lukt alleszins redelijk.

We hebben dan op zaterdagochtend in aller haast een crisisberaad belegd met Marleen. Zij is per slot onze taakverdeler, manager en knopendoorhakker wanneer het erop aan komt. En we waren er snel uit… Het diner moest worden afgezegd, zoveel was duidelijk. En ook borrelen of anderszins samenzijn op het Ministerie was problematisch en slechts ten dele wenselijk. 

Het komt er dus op neer dat alle leden van ons gezelschap in eigen familiaire kring hun maaltijd zelf moeten verzorgen. Daarna wordt eenieder laat in de middag verwacht op de Witte Brug (bij Marleen en Vincent) om ondanks alles het Kerstfeest samen tot een goed einde te brengen. 

Enfin, ondanks alle gedoe wensen Ellen en ik je een fijn, goed en geslaagd Kerstfeest. Je hoort nog van ons…

© paul

Kerstbier van Gordon’s…

winterbier 001

Fonkelende dieprode wijnen bij de gans, strokeurige witte wijnen bij de zalmterrine en zoete amberkleurige wijnen van een onaardse schoonheid bij het nagerecht. Voor bij de kazen was er nog een stokoude Vintage Port en bij binnenkomst had je je gasten al bruisende bubbels geschonken. Ergens op de avond was er nog plaats voor een goed glas sherry en met de oude single-malt whiskey (Iers) sloot je het feest af. Het oogt als de notoire Kerstcliché’s lezer, maar toch…

Ik stond bij onze slijter wat te rommelen in de bak met overjarige en af te schrijven wijnen, ik was toch nog lang niet aan de beurt. Ondertussen hoorde ik wel de gesprekken in de winkel. Klanten vroegen naar bovenstaande combinaties en ze kregen keurig de antwoorden die voldeden aan de gangbare eetetiketten.

Wat me opviel was dat er geen enkele keer gevraagd werd om een bieradvies. Terwijl er in mijn optiek toch heus wel wat te zeggen valt voor een goed glas bier met de Kerst, ook tijdens de maaltijd. Het verwonderde me ook dat de slijter geen enkele aanstalte maakte om bieren aan te bevelen, terwijl hij de laatste jaren toch uitstekend en heel divers gesorteerd was geraakt. Enfin, laat ik zelf dan maar een advies geven…

Kerstbieren worden van oorsprong gebrouwen in Engeland, en dat al heel lang. In de jaren dertig van de vorige eeuw waaide dat gebruik over naar België en raakte erg populair. Je kunt intussen van een ware traditie spreken. En daar waar met name de grote Engelse brouwerijen de kwaliteit van hun kerstbieren lieten verslonzen of simpelweg verkwanselden omwille van brouwersgemak en geldelijk gewin, bleven de Belgische brouwers uitgelezen producten maken (de meeste dan toch). Tegenwoordig exporteert België zijn kerstbieren naar het Verenigd Koninkrijk. (Ik hoorde dat er in Engeland gelukkig zoiets als een kwaliteitsrivival aan de gang is. Het werd tijd.)

Gordon’s Xmas Ale is zo’n kwaliteitsproduct. Het wordt onder licentie in België gebrouwen voor John Martin. En hoe dat dan weer allemaal technisch en commercieel in elkaar steekt weet ik niet precies. Ik heb mijn aantekeningen en bierbijbel niet binnen bereik, dus houd ik me maar wat op de vlakte. Het kerstbier van Gordon is een zwaar bier, het bevat maar liefst 8,8% alcohol. Zoals je ziet is het prachtig donker van kleur. Je ruikt crèmige mokka, gebrande koffie, chocolade. De smaak is zowel vol, romig alsook fris. Je proeft vaag wat zwart fruit en slechts een zweem van zoet. De afdronk is lang en prettig bitter. Ik vind het wel wat weghebben van een topkwaliteit bokbier, behalve dan die typische kersttoets van kaneel en old spice…

Het bier hoeft aan de kerstdis de wijn niet te vervangen, maar wat zou het een mooi aperitief zijn. Of  ‘s anderendaags, wanneer de gasten weer vertrokken zijn en de rust in huis is weergekeerd, bij het knapperend haardvuur enzoverder enzovoorts… Of in de loop van het jaar, want al wordt het bier speciaal voor de kerst gebrouwen, de restanten zijn vaak het hele jaar door verkrijgbaar. En het bier is er dan alleen maar beter op geworden.

Het kerstbier van Gordon mag best wat gekoeld gedronken worden, maar zo uit de koelkast vind ik het te koud. Alle mooie en intense tonen worden dan weggedrukt. En dat is doodzonde.

Intussen wordt er ook hier ten lande kerstachtig bier gebrouwen. Soms heet het Kerstbier, maar de naam Winterbier komt ook voor [en allerhande andere namen die verwijzen naar dit donkere jaargetijde; met name microbrouwers putten zich uit in het bedenken van originele namen en daarbij worden de plaatselijke dialecten niet geschuwd. (Ik wordt er een beetje kregel van…)] Maar toch: probeer Wintervrund eens van de Gulpener Bierbrouwerij…

De foto maakte Ellen op 21 december, maar dan elf jaar geleden. Dat is nog eens wat anders dan de veertien graden celsius die we nu, anno 2018, beleven…

© paul

Gulaschsuppe Gelsenkirchen…

Gulaschsuppe Gelsenkirchen...

Al vaker vertelde ik je verhalen over mijn genegenheid voor Nordrhein-Westfalen. Het is bij ons om de hoek, om zo te zeggen; het is de aanpalende provincie aan Zuidoost Brabant in het oosten, althans zo voelt het. In het zuiden grenzen we aan Limburg en in het westen aan Midden Brabant (ik snap niets van Tilburgers, ik vind ze wel aardig, maar ik heb er niks mee. In Limburg evenwel kom ik graag…)

Nordrhein-Westfalen is natuurlijk geen provincie, dat weet ik ook wel. Het is een Duitse deelstaat, een Bundesland, bijna zo groot als Nederland. Hun parlement heeft een status en macht die die van onze provinciebesturen verregaand overstijgt.

Een deel van Bundesland Nordrhein-Westfalen noemt zich Ruhrgebied, (Ruhrpott, der Pott, Kollepott.) De plaatselijke namen duiden allemaal op de tot voor kort belangrijkste bron van arbeid en inkomsten: de kolenmijnbouw. Eind jaren zestig/zeventig van de vorige eeuw was het zo goed als voorbij met de kolenwinning en de mijnbouw in Europa, ook in Deutschland. Althans wat betreft de diepe mijnbouw. De dagbouw gaat in Duitsland nog steeds door, tot groot verdriet van velen…

Toen de kolenmijnbouw en zware staalindustrie goed op gang kwamen, zo in de tweede helft van de negentiende eeuw, zat men in het Ruhrgebied geweldig verlegen om werkkrachten. Uiteindelijk vond men die in het oosten. Volk uit Silezië, uit Polen, (en een beetje) uit Hongarije en het latere Joegoslavië werd aangetrokken. Je vindt daar de sporen van terug in wat we nu als gewone Duitse namen beschouwen: Schimansky, Brodsky, Renschky, Maisky, Broskowsky. En Kovacs, Batic, Schigulla… Als algemene aanduiding gebruikt men in het Ruhrgebied de term SKY-Leute. Dat is de groep emigranten die mede het Ruhrgebied groot heeft gemaakt. En nu we in de eenentwintigste eeuw zijn beland en te maken hebben met de vijfde, zesde generatie sky-leute is er geen sprake meer van emigranten. Al dat sky-volk is gewoon Duitser. Integratie werkte daar, echt wél…

Sporen die je terugvindt, jaren na dit soort emigratiegolven, zijn vaak van culinaire aard. In Engeland zijn Indische currygerechten bij het nationaal erfgoed gaan horen, in Frankrijk vind je nog steeds volop sporen van de Noord-Afrikaanse keuken. Bij ons is het de nasi, de bami en de rijsttafel (met dank aan Indonesië) en in het Ruhrgebied drong Oost-Europa door in de plaatselijke keukens. 

De soep die ik kookte is een afgeleide van gerechten van de Hongaarse poesta, maar er is ook een lokale draai aan gegeven. En zo gaat dat eigenlijk altijd. Het recept zoals ik het je geef levert een degelijke maaltijdsoep op voor 4 personen, mits begeleid door stevig brood en goede boter…

  • 250 gram ui, fijn gesneden,
  • 3 tenen knoflook, gesnipperd,
  • 700 gram rundsvlees,
  • 2 rode paprika’s, ontdaan van zaadlijsten en in blokjes gesneden,
  • olijfolie,
  • boter,
  • 50 gram tomatenpuree,
  • 2 eetlepels appelazijn,
  • 1 eetlepel paprikapoeder (mild),
  • 1 theelepel gemalen karwijzaad,
  • 1 theelepel tijm (gedroogd of vers),
  • 1 theelepel oregano,
  •  2 liter bouillon,
  • 250 gram gekookte aardappelen,
  • 3 eetlepels meel,
  • flink wat vers gehakte peterselie,
  • peper en zout uit de molen.

Snijd het vlees in blokjes van 2 bij 2 centimeter. Verhit in een stevige stoofpan (met deksel) boter en olijfolie en bak daarin het vlees op fors vuur bruin. Doe dat in porties, want bij teveel vlees in een keer gaat het sudderen en bakt niet meer. Geef het vlees smaak met peper en zout. Schep vervolgens om beurten de porties vlees uit de pan wanneer het aan alle kanten is gebakken en zet het vlees weg. Doe de ui en de knoflook in het achtergebleven braadvet en laat alles op een niet te hoog vuur glazig worden, een minuut of vijf. Doe het vlees terug in de pan en schep er de tomatenpuree door. Laat alles (onder stevig roeren) even bakken, tot de tomatenpuree is verdeeld over vlees uien en knoflook en een zoete geur begint af te geven (ongeveer twee minuten). Stort nu de paprikablokjes erbij, de kruiderij, de appelazijn en de bouillon. Breng aan de kook en doe het deksel op de pan. Laat de soep trekken tot het vlees gaar is (anderhalf tot twee uur). Kook intussen de aardappelen gaar, snijd ze in blokjes en zet ze weg tot de soep klaar is. Aan het eind van de gaartijd strooi je heel voorzichtig het meel over de soep en werkt dat in. Laat alles even doorkoken. Klontjes wrijf je fijn. Breng voor het opdienen de soep op smaak met peper en zout en stort er de aardappelen en een deel van de peterselie in. Laat even warm worden. Bestrooi de soep ten leste bij het uitserveren op de borden met wat verse peterselie.

  • Opmerkingen:
  • Uiteindelijk gaat het om een volksgerecht, er zijn dus duizend varianten van in omloop. Er zitten wat rare, niet logische kooktechnieken in de beschrijving zoals ik hem kreeg, misschien ingeslopen door de eindeloze mondelinge overlevering.
  • Mijn zegsvrouwe had het recept van een tante, wiens man regelmatig dineerde op de Poolse Sociëteit, en daar kookte dat oude besje wiens ouders al…, enzoverder enzovoort! Enfin, het waren allemaal Sky-leute en ze kwamen allemaal uit Gelsenkirchen, geboren en getogen!
  • Zo zijn er de gekookte aardappelen die je op het laatst toevoegt. In de meeste soeprecepten gaan aardappelen op enig moment van de kooktijd rauw in de soep. Ze garen vanzelf en binden de soep een beetje. In de volkskeuken werd (wordt) echter nooit iets weggegooid. Oorspronkelijk waren de toegevoegde gekookte aardappelen dan ook   het restje gekookte aardappelen van de vorige dag (vermoed ik).
  • Ook het toevoegen van het meel, door het in de soep te strooien, is een beetje raar. Normaal maak je van het meel een papje met wat bouillon en werkt het dan door de soep, het lukt altijd. De methode, zoals hier gebruikt, levert gegarandeerd klonten op. Die moet je dan weer wegwerken door ze plat te drukken tegen de wand van de ketel. Uiteindelijk lukt dat wel, maar toch…
  • Ook worden in het oorspronkelijk recept uien en knoflook eerst gebakken en gaat er pas daarna het vlees bij, alles in een keer. Hier ben ik dan maar afgeweken van de oorspronkelijke instructies. Het lukt nooit om zo’n hoeveelheid vlees bruin te krijgen in een pannetje ui-knoflook. Voordat het vlees aan bakken toekomt ligt het al te sudderen in eigen vocht. Bruin worden zal het nooit meer en je ontbeert de karamelachtige korst om het vlees die nou juist die heerlijke smaak geeft. Enfin…
  • De appelazijn kan vervangen worden door elke andere azijn (behalve de échte balsamicoazijn, die is namelijk te zoet). De azijn brengt de zoet-zuur balans min of meer in evenwicht. 
  • Afgezien van het vlees bakken heb ik me geheel gehouden aan de instructies van mijn zegsvrouwe. Het leverde uiteindelijk (en met wat hobbels) een uitstekende soep op. 
  • Wij aten bij de soep Ellens pasteitjes van worst in piedeeg. Een gelukkige combinatie…

Ik maakte de soep deze Sinterklaasavond voor onze Jop en zijn ouders, ze kwamen eten. Voor die jonge gast heb ik een paar gehaktballen van oma meegekookt, hij was aangenaam verrast en at met volle overtuiging. 

De komst van deze of gene Pakjespiet echter bleek van veel grotere importantie. Soep, ballen en worstenbrood konden daar niet tegenop, geen kans…

© paul

Currysaus (Currywurstsosse)…

Currywurst met eigen saus...

Ik heb het artikel al geruime tijd klaarliggen. Er moet nog wat aan geschaafd worden; een paar lettertekens dienen herplaatst,  wat leestekens mogen verschoven, maar afgezien daarvan zou het zomaar op deze website geplaatst kunnen worden. Ik bewaar het stukje echter nog even, en wel tot 4 september 2019. Dan is het namelijk precies 70 jaar geleden dat Herta Heuwer de currywurst uitvond. En daarover gaat dat toekomstig artikel.

Het stukje dat je nu zit te lezen heeft tot doel iets te vertellen oven mijn keukenexperimenten, maar ik ontkom er niet aan wat uit te weiden  over het fenomeen currywurst/currywurstsosse

De currywurst is (min of meer) sinds die late jaren veertig van de vorige eeuw een soort nationaalgerecht geworden in Duistland. Je vindt de snack terug in nagenoeg alle Bundesländer, overal tussen Oder en Rijn. In Berlijn heeft men een Currywurstmuseum ingericht; niet een achterkamertje, volgepropt met parafernalia over worst & co, maar een heus museum is het, Deutsch-gründlich van opzet en uitvoering.

De currywurst is van Berlijn, hoort bij Berlijn, is Berlijns cultureel erfgoed. Zoveel was me intussen wel duidelijk geworden. (Bundesweit worden er in Duitsland 800 miljoen van die worsten uitgeserveerd, daarvan alleen al in de hoofdstad 70 miljoen…)

[Geheugensteuntje: de currywurst is een voorgegaarde worst (familie van onze bbq-worst) die daarna wordt gegrild, gefrituurd of gebakken. Vervolgens wordt hij, al dan niet in schijven gesneden, overdekt met een speciale saus. De worst wordt afgewerkt met een paar snuifjes currypoeder. Hoe scherp het gerecht uitpakt hangt af van de keuze van de consument. Men eet de curryworst met frieten en soms met een broodje. Of gewoon als solitaire worst op een kartonnen schaaltje.]

Vrienden van ons uit het Rijnland (net over de grens en vlak om de hoek) denken evenwel anders over de cultuurgeschiedenis van de currywurst. Zij gaan ervan uit dat die is uitgevonden in de Bochumer Innenstadt, bij het Bratwursthäuschen, dat daar al sinds de jaren veertig van de vorige eeuw traditionele snackgerechten uitserveert. Ik kan nergens een bevestiging van het verhaal vinden, maar wel is het zo dat het Bratwursthäuschen intussen is uitgegroeid tot bekendste snackbar van Duitsland. Duizenden curryworsten gaan er per week over de toonbank.

Enfin, elke zichzelf respecterende curryworstverkoper (in Berlijn, in Bochum, in de rest van Duitsland) maakt óók zelf zijn currywurstsosse. Zo’n eigengemaakte saus hoort bij de status die van een gewone worst een Nationalgericht maakt. En allemaal hebben ze natuurlijk het patent op de beste, de origineelste, de scherpste, de traditioneelste, de enige echte currywurstsosse, dat snap je wel…

Ik ben gek op die eigengemaakte saus. Ik eet hem waar ik maar kan; bij worstjes, bij frieten, bij een gehaktbal, bij gefrituurde kippenpootjes, bij gebakken vis. Vandeweek bedacht ik ineens dat het toch raar was dat ik die saus nog nooit zelf had gemaakt. De basis is eenvoudig en qua smaak kon ik zelf bedenken wat ik lekker vind. Ik vergeleek een aantal recepten en destilleerde eruit wat ik kon gebruiken. Met wat verdere aanpassingen leek de saus uiteindelijk op mijn lijf gesneden. Enfin, ik ben er dan maar aan begonnen…

  • 500 ml tomatenpassata,
  • 2 sjalotjes, fijngehakt,
  • 2 tenen knoflook, fijngehakt,
  • 1 eetlepel currypoeder, heet,
  • 1 eetlepel raz-el-hanout,
  • 2 eetlepels bruine suiker,
  • 2 theelepels Worchestershire sauce,
  • 1 eetlepel tomatenpuree,
  • 3 eetlepels balsamicoazijn (échte),
  • 100 ml kippenbouillon,
  • olijfolie,
  • eventueel peper en zout uit de molen.

Verhit in een stevige pan (met deksel) de olijfolie en laat daarin de gehakte sjalotten en knoflook op niet te hoog vuur glazig worden. Doe er de tomatenpuree bij en laat even meebakken. Roer goed met een houten lepel zodat de zaak niet aanbakt. Strooi er dan het currypoeder en de raz-el-hanout bij en bak even meer. Blijf roeren. Stort vervolgens de tomatenpassata in de pan, kook op en roer met je houten lepel de aanbaksels (die zijn er altijd) los van de bodem. Wanneer je saus aan de kook is voeg dan de bruine suiker, de balsamicoazijn en de Worchestershire sauce toe. Laat even doorkoken en verdun de saus eventueel met wat kippenbouillon. Breng op smaak met peper en zout. Zet nu de saus op een heel laag pitje en laat alles een klein uur rustig doorpruttelen met het deksel op de pan. Controleer tussentijds hoe de consistentie van je saus is. De saus mag niet te dun zijn, maar te dik is ook niet goed. In het laatste geval kun je nog wat kippenbouillon toevoegen, in het eerste geval kook je de saus een beetje in, zonder deksel. Laat de saus afkoelen wanneer hij klaar is en doe hem over in brandschone potjes. Opgeborgen in de koelkast gaat de saus enkele maanden mee.

  • Opmerkingen:
  • Tomatenpassata kun je in elke supermarkt kopen. Het is een saus van verse tomaten die worden gekookt en daarna gezeefd. Alle pitjes en velletjes zijn eruit verwijderd. Wij gebruiken nagenoeg altijd de biologische van het merk Mutti
  • Ik gebruikte een Indische currypoeder en die is behoorlijk scherp. Ik vulde de hoeveelheid aan met milde raz-el-hanout, een kruidenmengsel uit de Noord-Afrikaanse keuken, want de beoogde gebruikers van mijn saus waren niet allemaal bestand tegen veel vlammetjes in de saus. Maar je kunt natuurlijk ook alleen 2 eetlepels curry- of kerriepoeder gebruiken. Je maakt het zo scherp of mild als je zelf wilt…
  • Met échte balsamicoazijn bedoel ik de langzaam ontwikkelde, intens smakende, stroperige zoet-zure azijn uit Modena en omgeving.
  • Ik heb de saus inmiddels uitgetest op de bezoekers van het Café van Meester Jan. Daar worden elke vrijdagmiddag met gulle hand frikandellen-speciaal geserveerd, en daarna frieten-speciaal. Met uitjes, met mayonaise en met currysaus. De bezoekers van het café konden zich gelukkig zeer wel vinden in het gebruik van mijn currysosse. (Ikzelf vond hem overigens ook top.)
  • Maak je eigen currysaus en je hebt nooit meer de neiging om je te vergrijpen aan de flacon van Remia, Hela, Jumbo of AH…

©  paul

Stoofvlees op Engelse wijze…

Runderstoof op Engelse wijze...

De naam Yvette van Boven kwam je al wel vaker tegen op deze website. Een paar keer kookten we de inhoud van haar potten na, altijd met bevredigend resultaat. Mevrouw van Boven kan koken, zoveel is zeker. Ze kan ook schrijven (zie Volkskrant Magazine in het weekend en de kookboeken die ze tot nu toe publiceerde), en als televisiekok levert ze prettig amusement (en voor de nakoker bruikbare beelden). Verder lijkt het mij een aardige vrouw, en dat is uiteindelijk toch ook een beetje waar het om gaat…

Een paar weken geleden stak Yvette van Boven de loftrompet over Szechuanpeper (Sichuanpeper), die typisch, haast niet qua smaak te omschrijven bolletjes; niet te heet, een beetje citroenachtig, sterk geurend en een vreemde smaakexplosie in je mond veroorzakend bij gebruik. Enfin…

Voor het Oosters gerecht dat Yvette van Boven uiteindelijk voor ogen stond diende ze een basis te hebben waarin ze onder anderen die 
Szechuanpeper kon gebruiken. Ze koos daarvoor een Engelse runderstoofpot (Runder-uienstoof zoals ze het gerecht zelf noemde). Enfin, een aantal van Van Bovens goede recepten hebben een signatuur die verwantschap doet vermoeden met de Britse eilanden. Het feit dat Van Boven een deel van haar jeugd doorbracht in Ierland zal daartoe zeker hebben bijgedragen.

In tegenstelling tot Yvette van Boven heb ik uiteindelijk weinig met de Britse keuken; ik weet er wel wat van, maar eruit koken gebeurt nauwelijks. Ik las evenwel haar artikeltje over de peper en het stoofvlees en ik dacht: Dat gedoe met die pepers komt nog wel eens, maar dat stoofvlees, met die Angel-Saksische tint, dat staat me nu wel aan. En dus ben ik er maar aan begonnen. Ik heb de receptuur een beetje (minimaal) aangepast aan wat ik in huis had en wat ik wilde. Het leverde zo een gerecht op dat als onderdeel van een maaltijd voldeed voor vier personen. Veel te veel voor ons tweeën natuurlijk, maar de volgende dag waren de restanten van de stoofpot alleen nog maar lekkerder geworden. We hielden er alsnog een prima lunch aan over.

  • 700 gram runderstoofvlees,
  • 400 gram sjalot, in ringen gesneden,
  • 2 eetlepels olijfolie,
  • zout en peper uit de molen,
  • 4 tenen knoflook, fijngehakt,
  • tomatenpuree, ongeveer 1 blikje,
  • 1 blik tomatenpulp (425 gram),
  • 200 milliliter kalfsfond,
  • 5 eetlepels worchestershiresauce,
  •  3 eetlepels sojasaus,
  • 4 takjes tijm,
  • 4 blaadjes laurier,
  • 1 eetlepels gekneusde jeneverbes,
  • vers gehakte peterselie.

Snijd het vlees in brokken van ruim 3 bij 3 centimeter. Bestrooi het vlees met vers gemalen peper en zout. Verhit in een stevige stoofpan (met deksel) de olijfolie en braad daarin het vlees rondom bruin. Schep het uit de pan en laat vervolgens in het achtergebleven braadvet de sjalotten en knoflook mooi glazig worden. Doe vervolgens het vlees terug in de pan, voeg de tomatenpuree toe en bak even op (tot de tomatenpuree begint te geuren, zegt Yvette van Boven). Nu kan de tomatenpulp en de kalfsfond erbij. Roer even om en laat de saus pruttelen. Vervolgens wordt de saus op smaak gebracht met de Worchestershiresauce en de sojasaus, de tijm, de laurier en de jeneverbessen. De pot mag nu (met het deksel erop) op een heel klein vuurtje ruim tweeëneenhalf uur trekken. Op het laatst gaat er vers gehakte peterselie door het gerecht. 

We aten de runderstoof met een lobbige aardappelpuree, precies zoals Mevrouw van Boven aanbeval…

  • Opmerkingen:
  • Met runderstoofvlees wordt meestal riblap bedoeld, of runderlap. Ik gebruikte een stuk sucade. Het kan allemaal hoor…
  • Bak bij dit soort hoeveelheden het vlees altijd in porties. Teveel vlees in één keer in de pan maakt dat het vlees gaat sudderen en niet meer bakt. Je mist dan uiteindelijk de heerlijke caramelachtige smaak van gebakken vlees.
  • Ik gebruikte kalfsfond (uit een potje), maar goede bouillon is een prima alternatief. Je hebt dan wel een dubbele hoeveelheid vloeistof nodig en die moet uiteindelijk terugkoken. Yvette van Boven gebruikt bouillon, dus meer vloeistof, en ze adviseert dan ook om tijdens de lange stooftijd de pan niet helemaal af te sluiten, maar een klein kiertje open te laten om het vocht kans te geven om een beetje te verdampen. Het blijft altijd gedoe met stoofpotten en vocht: is het teveel, dan moet je terugkoken, is het te weinig dan moet je toevoegen. Het blijft opletten…
  • Yvette van Boven gebruikt regelmatig Wochestershiresauce in recepten. Ze doelt dan op haar eigen gefabriceerde Worchestershiresauce. In dit recept vernoemt ze dat niet expliciet, maar ik vermoed dat ze dat wel bedoelt. Ik gebruikte kant-en-klare saus van het merk Lea & Perrins. Die voldeed, wat mij betreft, uitstekend.
  • Al met al aten we een stoofpot van exotische allure. Dit wordt een blijvertje in onze keuken, zeker weten. (Hoe zou het recept uitpakken met everzwijn uit de Ardennen, met hert uit de Noordvaarders plassen, met eland uit Zweden? Ik denk dat het kan…)

© paul

À LA SOUPE! De maaltijd van Jan Soldaat…

À la soupe!..

Vandaag is het op de kop af 100 jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog ophield te bestaan. Op 11 november 1918 werd een wapenstilstand van kracht die sindsdien als officiële beëindiging van de Grote Oorlog geldt, hoewel de uiteindelijke vredesovereenkomst pas een jaar later werd getekend.

Er zijn talloze manieren denkbaar om op die Grote Catastrofe terug te kijken. Je kunt het standpunt innemen van de generaal, maar ook het standpunt van de lijdende burgerbevolking. Je kunt de politieke complicaties bedenken, de economische of de militair-strategische. Je kunt je inleven in de ellende van Jan Soldaat, die tot aan zijn nek in de modder van de verregende loopgraven stond en een grote kans had er nooit meer levend uit te komen. Je kunt meevoelen met het thuisfront dat met angst en beven wachtte op een levensbericht van de geliefde aan het front en het uiteindelijk vaak moest doen met de overlijdensakte.

Ik probeer iets te bedenken over eten en drinken. Specifieker gezegd, over eten en drinken aan het front, in de voorste linies. En dan gezien vanuit een Frans perspectief. Ik gebruik daarbij de lectuur van een boekje dat een paar jaar geleden is verschenen bij de kleine Normandische uitgeverij Heimdal. Het heet À LA SOUPE! Le repas du poilu en is geschreven door Anne-Elisabeth Groult en Jerome Delille. Daar gaat-ie dan:

De kist sluimerde bijna honderd jaar ergens op een zolder, en het is een mirakel dat ze werd behoed voor de altijd aanwezige sloopkracht van Vadertje Tijd… Zoiets degelijks staat er in het (wel erg bloemrijke) voorwoord van de studie À LA SOUPE!, een studie over eet- en kookpraktijken in de Franse loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. De schuingedrukte aanhaling is mijn interpretatie van de oorspronkelijke Franse tekst …

De kist waarvan sprake is vormde oorspronkelijk een soort van draagbare veldkeuken die tijdens de Eerste Wereldoorlog ergens gediend heeft aan het front. De kist was gevuld met een paar metalen gamellen, wat vertinde schaaltjes en borden, wat keukengereedschap, linnengoed, een olielamp en twee veldflessen; één voor water, één voor wijn (het blijven Fransen…). De inhoud van de kist was zo samengesteld dat ermee gekookt kon worden voor een groep(je) van een man of vier, vijf…

De officiële veldkeuken, zoals gebruikt door alle strijdende partijen, was een groot gevaarte (Gulaschkanone op z’n Duits, Roulante in het Frans), waarin maaltijden werden bereid voor honderden manschappen tegelijk. Het eten voor de frontsoldaten kwam altijd van een eind achter de linies, daar waren de veldkeukens geïnstalleerd. Via ingenieuze aan- en afvoerroutes werd het volk dat her en der gestationeerd lag aan het front voorzien van maaltijden: drie maal daags. Maar er waren altijd weer situaties waarin de aanvoer stokte of gewoonweg niet mogelijk was. Maar het volk moest toch eten? De nood-rantsoen-kisten vormden een uitkomst; je kon ter plekke je maaltje maken voor jou en je makkers. Mits er ingrediënten voor handen waren…

Bij het uitbreken van die Grote Oorlog ging nagenoeg iedereen ervan uit dat men met Kerstmis van datzelfde jaar weer thuis zou zijn; Russen, Oostenrijkers, Engelsen, Duitsers, Fransen en al het volk uit de koloniën van die grote mogendheden. (Dat gold voor het klootjesvolk; beleidsmakers, politiek en militair verantwoordelijken hadden zo hun twijfels…) De geestdrift waarmee mannen begin augustus 1914 in London, Parijs, Berlijn, Wenen en Petersburg werden uitgezwaaid voor de korte campagne is zowel bizar als vervreemdend (en deels een mythe…). Enfin, het liep anders, vier ellendige jaren zouden volgen.

Aan het begin van de oorlog, in 1914, was bij legerdecreet bepaald hoeveel voedsel er per Franse soldaat werd uitgedeeld. Voor de soldaten die daadwerkelijk aan gevechtshandelingen deelnamen was dat 1200 calorieën, wat minder dan de helft is van wat een normaal mens per dag nodig heeft. De legerleiding ging ervan uit dat soldaten zelf best voor de aanvulling tot een normaal rantsoen konden zorgen. De achterban thuis diende daarbij behulpzaam te zijn door kwistig met voedselpakketten te strooien. En ach, dacht men kennelijk, het was toch slechts voor de duur van een paar maanden, de oorlog zou in een mum van tijd voorbij (en gewonnen) zijn.

Het liep evenwel anders. De oorlog duurde vier eindeloze jaren, de voedselaanvoer van thuis haperde en de soldaten raakten ondervoed. Het Franse leger besloot dan tot een drastische aanvulling op het dagelijks rantsoen. Aan het eind van de oorlog, in 1918, was de dagelijkse portie voor soldaten in de eerste linie opgewaardeerd tot 3793 calorieën. Voor de collega’s uit de koloniën bedroeg de waarde 4115 calorieën (waarom er verschil is wordt me niet duidelijk). Engelse soldaten hadden in die tijd recht op 4489 calorieën en Amerikanen zaten daar met 4452 net onder. Het rantsoen van Duitse soldaten bleef steken op 2985 calorieën. Dat had alles te maken met de volkomen geïsoleerde, van alles afgesloten situatie van Duitsland.
Rata rapide (pommes au lard)...

Laten we ons beperken tot die Fransen. Wanneer die hun ruim 4000 calorieën, liefst verdeeld over drie maaltijden per dag, aangeboden kregen was er wat dat betreft weinig mis. De bulk van het leger bevond zich achter de frontlinies, dus voor het merendeel van de manschappen gold er weinig te klagen, zij waren nagenoeg altijd bereikbaar voor voedselaanvoer. Anders lag het voor het volk in de voorste linies: het volk in de loopgraven, in de ingesloten fortificaties. Stokte de aanvoer dan was men  uiteindelijk aangewezen op die paar gasten in de buurt, die paar kameraden met wie men moest zien te overleven. Enigszins plastisch gedacht zouden de omstandigheden er als volgt kunnen uitzien…

Stel je voor: die ene verdwaalde Waalse soldaat die je Franse regiment was komen versterken bracht van thuis een zak Plate de Florenville mee. Nou, dan konden ze op het hoofdkwartier toch mooi hun varkensaardappelen in hun … stoppen. En dat ranzige spek trouwens ook, want Jean uit de Gers had van zijn schoonvader een zij van het prachtigste spek meegekregen. Ongeblutste uien kon men gisteren nog betrekken via een vrouwtje dat met groente ventte, achter de linie, en ook een paar sjalotjes bood ze aan. Het zout was gewoon georganiseerd via de regimentsveldkeuken, maar de peper was van Pierre, hij had wel een kwart ons op voorraad. Jammer alleen dat Jérôme uit Bourgondië op verlof was, naar de verse peterselie kon je deze keer wel fluiten. Vetstof was er ook wel te vinden. Misschien geen verse boter, maar wat olijfolie voldeed. En was er uiteindelijk helemaal niks aan vettigheid dan voorzag het leger (ook in de voorste linies) wel in een alternatief: wapenolie. Toegegeven, het was smerig, maar je moest wat…

Enfin, onder die omstandigheden was de inhoud van een noodkist als waarvan hier sprake is een zegen. Simpele voorwerpen die men kon gebruiken als bak-, braad-, kook-, of stoofpot. Als eetgerei en als drankcontainer. Mits er ingrediënten voorhanden waren kon er altijd een maal gekookt worden. En dat was toch op z’n zachtst een zegen voor een paar sloebers in totaal verregende, zompige en van godvergeten omstandigheden.

Ach lezer, een groot geleerde heeft eens gezegd dat het wereldomvattend leed slechts gevoeld kan worden wanneer men het terug brengt naar het niveau van de kleine mens. Iets dergelijks voelde ik bij het lezen van dat boekje over de maaltijden van de poilue, die simpele ongeschoren Franse frontsoldaat.

Vandaag is het honderd jaar geleden dat er een bestand werd getekend ten einde dat belachelijk en mensonterend conflict te stoppen. Een godsgeschenk was het voor iedereen die onder de wapenen lag, van welke nationaliteit, afkomst of overtuiging dan ook. Intussen weten we ook dat het de opmaat was naar die andere ramp van de 20e eeuw: Wereldoorlog II...

In het verleden maakten we een paar keer gebruik van de (schaarse) recepten die het boekje ook biedt, deels uit curiositeit, deels omdat het eenvoudigweg een maaltijd oplevert. Lees bijvoorbeeld: Rata Rapide…

© paul

De Jongste Bediende en pompoensoep met blauwschimmelkaas…

Pompoensoep...Onze Jongste Bediende (die ik steeds vaker Vincent zal noemen, want zo jong is-ie niet meer), enfin, onze Jongste Bediende dus, bekloeg zich laatst weer eens over wat hij de absolute herfstverschrikking vindt: de Pompoen!

Gezeten op zijn vaste plaats aan onze keukentafel fulmineerde hij breedsprakig en in donderende bewoording over de kleurige vruchtgroentjes, de oranje bollen, de gele peervormige exemplaren, de langwerpige met zebrastrepen, kortom hij mopperde op alles wat op enige manier de naam pompoen mocht dragen. Hij vond het hélemaal niks; het leek wel iets met een trauma van doen te hebben…

Je moet namelijk weten dat de Jongste Bediende in de oertijd een opleiding genoot als biologisch dynamisch boer. Hij volgde die studie aan een antroposofisch instituut, genaamd Warmonderhof, hetwelk destijds gesitueerd was in het tweestromenland van Maas en Waal nabij Tiel. Het was er een waar Hof van Eden; de verschillende schoollocaties lagen ingebed in een parkachtig landschap, omzoomd door lommerrijke dreven en doorsneden met kabbelende beekjes. (Zoiets herinner ik me tenminste van de spaarzame bezoeken die ik er bracht…)

In die omgeving werd de jongens en meisjes het biologisch dynamisch teulen bijgebracht, en ook werden de vaardigheden getraind in de op dezelfde principes gestoelde veeteelt. En dat alles onder het toeziend oog van Herr Doctor Steiner en zijn antroposofische beginselen.

Het ligt voor de hand dat een opleiding met de beginselen van Warmonderhof een bepaald soort studenten aantrekt, hoe verschillend van pluimage men onderling ook mag zijn. Het komt uiteindelijk allemaal uit de alternatieve hoek. Het brengt een levensstijl en dagelijkse gang van zaken met zich mee die een beetje afwijkt van de alledaagse wereld rondom ons.

Een gematigd gebruik van vlees ligt voor de hand, het verbouwen van vergeten groenten ook. Akkerbouw met oergranen behoort tot de beginselen en ook kaas-boter-eieren uit eigen beestenstal. Het ontwikkelen van een spirituele innerlijkheid, alsook enige matiging in rook- en drankgewoonten horen bij de gang van alledag. Het was voor onze Jongste Bediende een exotische en onbekende wereld waarin hij zichzelf plantte. Hij kwam per slot van een Brabants plattelandsdorp waar de politie nog maar kort tevoren het varken als officieel dienstvoertuig had afgeschaft. Maar al snel voelde de Jongste Bediende zich op die bio-dynamische school zich als een vis in het water. Hij was er, geloof ik, gelukkig en hij wende snel aan de geitenwollensokken, de vegetariërs, de veganisten, de antroposofen…

Maar dan die herfst. Die herfst wanneer de pompoenen van het veld kwamen. Niet een paar, maar met karrevrachten tegelijk. De gaarkeuken van de school had er de handen aan vol. Men produceerde dan pompoensoep, pompoenpuree, gestoofde pompoen, gebakken pompoen, pompoenlimonade en pompoensorbet. En dat alles niet gelardeerd met fijne smaakmakers, niks hoor! Een korreltje zout en een greintje peper, alle rest moest de pompoen zelf doen. Overigens werden ook de spaarzame vleesmaaltijden begeleid door pompoen, maar dat vermoedde je natuurlijk al. En voor de zondag was er pompoentaart…

Bovenstaand relaas tekende ik op uit de mond van de Jongste Bediende. Ik had er zo wel wat twijfels bij, zo erg (en zo onculinair) kon het allemaal niet zijn geweest. Maar bij een recent bezoek aan de mentor van de Jongste Bediende bevestigde deze (luid schaterend) het hele relaas, dus iets moest er dan toch van waar zijn.

[En verdomd, ik klapte zojuist de website van Warmonderhof open (ze verblijven tegenwoordig onder de rook van Dronten) en wat zag ik: Een verwaaid blond meisje, staande in een zee van pompoenen. Dat is dus hullie home page, hullie uithangbord… Zou het dan toch?..]

Enfin, laat bovenstaand verhaal je niet afbrengen van het gebruik van pompoen, dat heeft de vruchtgroente niet verdiend. Met een beetje moeite en wat degelijke smaakmakers tover je er iets lekkers mee. Dat moest zelfs de Jongste Bediende toegeven toen Ellen deze soep in 2013 voor het eerst maakte. We hebben hem daarna elke herfst weer gegeten. Zelfs onze Jop was er vandeweek helemaal enthousiast over (dat kwam mede door de enorme gehaktballen die zijn oma erin gedraaid had). Tijd om de soep nog eens te beschrijven… Pompoen grillen...

Voor een flinke pan soep:

  • 1 pompoen
  • 3 tenen knoflook
  • 1 sjalot
  • 1 theelepel vers geraspte gember
  • 1 theelepel komijn
  • 1 rode peper, zaadjes verwijderen en in hele fijne reepjes snijden
  • 4 eetlepels olijfolie
  • 2 aardappelen in kleine blokjes gesneden
  • 1 rijpe soeptomaat, het vel eraf en in kleine blokjes snijden
  • 100 gram Bleu d ‘Auvergne in kleine blokjes gesneden
  • 1500 ml bouillon
  • voor de decoratie nog wat verbrokkelde stukjes van de kaas
  • verse basilicum

Verwarm de oven voor op 180 graden.

Hak de pompoen in parten en verwijder de  zaden en het vezelige gedeelte van het vruchtvlees. Snijd de pompoen in stukken van ongeveer 2×2 cm.

Meng de knoflook, chilipepers, gember en komijn door de olijfolie. Schik de stukken pompoen, de blokjes tomaat en het gesneden sjalotje in een ovenschaal en schep er het olijfolie-mengsel over. Zet de schaal in de voorverwarmde oven en laat de pompoen in ongeveer 20 minuten garen. Schep af en toe een keer om.

Verwarm intussen de bouillon en kook daarin de aardappelblokjes gaar. Doe nu de pompoenstukken bij de bouillon en laat ze nog even zachtjes garen. Pureer dan alles met de staafmixer tot een gladde massa. Voeg de blokjes kaas toe en wat basilicum. Verwarm tot de kaas gesmolten is.

Schenk de soep op de borden en bestrooi met nog wat blokjes kaas en basilicum. Geef er knapperig stokbrood bij.

(De Jongste Bediende beschreef me nachtelijke novembertochten in vliegende storm, op de fiets, naar de dichtstbij zijnde stad, Tiel. Met zijn maat Anne, een aankomend veeboer uit Friesland, zocht hij in de krochten van de plaatselijke horecaf naar vette hap: frikandellen, kroketten, lihanbouten. Ook daar was hij een beetje gelukkig…)

© paul