‘n Elske…

'n Elske
Bert verbleef een paar dagen in Zuid-Limburg, deels voor zijn broodheer, deels voor zijn genoegen. Hij liet Ellen weten dat hij op de terugweg naar zijn woonst in het hoge noorden ons dorpje aan zou kunnen doen, waarop wij uit de grond van onze ziel repliceerden dat hij van harte welkom was. Bert is namelijk een vriend sinds de oudheid en zo iemand wil je altijd weer terugzien.

Kan ik voor jullie iets meebrengen uit Limburg, was het volgend digitaal bericht. Ellen moest even nadenken, maar al snel antwoorde ze: Doe maar een Elske

Bert liet per ommegaande weten dat hij de vragende partij respecteerde, maar dat toch niet van hem kon worden verwacht dat hij een struise blondine, of misschien een pronte brunette van het Vrijthof zou plukken; op kidnapping stonden hoge straffen en so-wie-so zat mensenhandel niet in zijn systeem.

Nou is Bert natuurlijk geen zuiderling, dus heel erg vreemd is het niet dat hij de portée van de vraag niet kon vatten. Maar Bert is wel handig met internet en kort na zijn eerste reactie kwam dan ook het bericht dat hij snapte waar Ellen het over had.

Elzenbitter bedoelde ze, ‘n Elske, Els La Vera, of gewoonweg Els; je vindt de drank in Limburg, en sporadisch in de aanpalende Duitse gewesten. Ergens in de negentiende eeuw is het recept voor deze drank bedacht, maar de oorsprong zou aanmerkelijk ouder zijn. De familie Hennekens nam het patent, maar al spoedig waren er meer destillateurs in Limburg die een soortgelijke drank aanboden. ‘n Elske…

Mijn heel leven lang heb ik erin geloofd dat de typische smaak van het destillaat een gevolg was van het gebruik van onrijpe elzenproppen, vruchten van de gelijknamige boom, in  het productieproces. Het blijkt een fabel. Alsem gebruiken ze, net als in de traditionele absint, dat geeft het intense bitter. Steranijs wordt toegevoegd om het bitter weer wat te verzachten.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw verkocht de familie Hennekens hun bedrijf aan de jeneverstokersfamilie Bols. Daarmee verdween het Elske uit Limburg, althans de productie ervan. Intussen zijn er evenwel weer een paar kleine Limburgse stokers die de drank aan hun assortiment hebben toegevoegd.

Bert bracht een fles Elzenbitter mee, gestookt bij destillateur De IJsvogel in Arcen (uit welk dorp ook het Hertog Jan bier komt). Een smakelijke borrel, zoveel is zeker. Maar waar is in godesnaam de bittere smaak gebleven die zo kenmerkend was (is) voor Elzenbitter? Nogmaals, een mooie likeur, maar het bitter proef je alleen op het puntje van je tong, de rest smaakt zoet, ook de afdronk. Da’s toch zonde…

Van oudsher schonk men in ons dorpje ‘n Elske. In elk café stond er wel zo’n fles, ergens achter de toog. Mijn beide opa’s dronken het, ze gebruikten het als een kopstoot; een glas bier en daarbij een Elske. Ik herinner me vaag de rilling die een slok van de borrel teweeg bracht. En de gulzigheid die daarop volgde om het bitter af te blussen met koel bier. Opa Jehan en Opa Pauwke…

Bert hoeft zich overigens geen zorgen te maken, die fles Els komt heus wel op, en met liefde… Ik mag mezelf graag één borreltje schenken voor de maaltijd en de Keizer van Monera kijkt bij ieder bezoek verlekkerd naar de fles. Ellen gebruikte het Bitter als prominente smaakmaker in saus bij karbonades, en dat is misschien nog wel de mooiste toepassing die zo’n Limburger ten deel mag vallen…

© paul

Heezer geitenkaasje (biologisch)…

Heezer geitenkaasje, biologisch...
Bij hoge uitzondering gingen we niet naar de zaterdagmarkt in Helmond. Redenen om wél te gaan waren er eigenlijk genoeg, maar we deden alsof het niet zo was. Ik zou komende nacht invallen voor collega Johan, dus voelde ik me gerechtigd om uit te slapen zo lang het me schikte. Al met al stond ik alsnog redelijk op tijd op en na een snelle douche en een slordige scheerbeurt slobberde ik in alle rust een pot koffie weg aan de keukentafel, mezelf vermakend met de bijlage van de Volkskrant. Vrijheid, blijheid, alles kon, niks hoefde. Ellen had er intussen alweer een halve dag opzitten met de hond, de boodschappen en haar eigen krant…

Een beetje vreemd was het wel, zo’n zaterdagochtend in ledigheid doorbrengen. En aangezien er geen afspraken met eters stonden gepland zou de rest van de zaterdag in nog veel meer ledigheid kunnen ontaarden. En begrijp me goed lezer, ik heb niks tegen nietsdoen, ik kan dat heel goed en ik doe het vaak. Maar vandaag voelde het toch een beetje raar aan. Niet onprettig, maar toch…

Om de zaterdag dan alsnog een beetje met de schijn van nuttigheid in te kleuren besloten we een bezoek te brengen aan de Sumiran-boerderij. We waren daar alweer een tijd niet geweest en onze voorraad varkensvlees was geslonken tot een zielig hoopje worst en een enkele karbonade. Hoogste tijd om de vriezer aan te vullen.

Schouderkarbonade, verse worsten en saucijsjes, een stukje haas en buikspek, kippenpoten en kippendijen, de keuze voor het vlees was snel gemaakt. En sinds er in het weekend volop wordt gebakken op de boerderij ontkom je er niet aan om iets van dat geurend verse brood in te slaan.

En dan waren er die geitenkaasjes van de boerderij Saanenhof in Heeze. Verpakt per drie cylindertjes, gemarineerd in gekruide olie. De verse rouwmelkse kaasjes smaken heel mild, maar ze zijn tegelijkertijd vol en complex. Kaasjes van geitenmelk, waaraan je de kwaliteit van het geitengroenvoer terug proeft. Ze leggen de lat hoog, daar in Heeze. De Saanenhof is een biologisch-dynamische onderneming en ze zijn gerechtigd om het Demeter keurmerk te dragen. En natuurlijk zegt de kwalificatie biologisch niet alles over de smaak der dingen. Maar de meeste, zo niet alle, biologische spullen die wij aanschaffen proeven eenvoudigweg beter. Deze kaasjes waren er maar weer eens het bewijs van.

© paul

Mijn helden, deel 1…

bosch-app-3
De Jeroen Boschtentoonstelling in het Noord-Brabants Museum loopt nog tot in de maand mei. Wij waren er, Ans en Vriend Jan ook. Marleen en de Jongste Bediende mochten op een later tijdstip het genoegen smaken en samen met ons nog 379.994 andere bezoekers. Zou je er nog naartoe willen, maar heb je geen kaartje gereserveerd, dan kun je het schudden lezer. Ze zijn daar in Den Bosch totaal uitverkocht.

Ik ben blij dat ik erbij mocht zijn, ook al was het door omstandigheden uitgerekend tijdens ons bezoek extra druk. Ik kon niet altijd zien wat ik wilde zien, ik werd meermaals verdrongen door sensatiebelust volk dat probeerde een selfie te maken met een van de topstukken van de heer Bosch. (De man heette overigens van zichzelf Jheronimus van Aken, maar dit terzijde…) Enfin…

Vijftig jaar geleden was ik er ook, op die grote Boschtentoonstelling, jaargang 1967, in Den Bosch, als snotneus van vijftien lentes jong. Van die tentoonstelling heb ik nog veel minder gezien, behalve dan massa’s volk vóór me. Slechts één schilderij is me bijgebleven, en dat blijkt achteraf apocrief te zijn… Maar sinds die tijd ben ik oprecht bewonderaar. Een tijd lang las ik alles wat er gepubliceerd was over Bosch, over de Late Middeleeuwen, over de Vroege Renaissance. En dat alles om die waanzinnige schilderijen van Bosch te begrijpen.

Ik heb er veel van geleerd, van die zelfopgelegde studie. Ik heb een beeld van de Middeleeuwen waar menig geschiedenisstudent een puntje aan kan zuigen. En over de Renaissance wil ik met eenieder een forse boom opzetten. Van de beeldtaal van Bosch snap ik echter nog steeds geen fluit. En ik ben de wetenschapper nog niet tegen gekomen die me verder kan leiden, terwijl hullie er toch voor hebben geleerd. Men spreekt elkaar voortdurend tegen en iets eenduidigs heb ik niet in al hun referaten kunnen ontdekken.

Voorbeeld: neem het uiltje dat aldoor terugkomt in de schilderijen van Bosch. Dat uiltje is een verwijzing naar de duivel, die met smaak meekijkt op het menselijk ongemak. Maar ook is het de boodschapper van God, dienende de Heer als een soort van superspion in dit tranendal. Het beest vertegenwoordigt in een andere conceptie de wijsheid van de Oude Grieken en kondigt daarmee de Renaissance in de Lage Landen aan, maar ook is het een symbool van voorchristelijke tijden, een heidens symbool dus.

Écht waar, ik heb dat allemaal teruggevonden in gerenommeerde studies. Kunstbeschouwing en Kunstgeschiedenis zijn wetenschappen lezer, maar dan wel  dunne. En als het gaat over de beeldtaal van Bosch-van Aken dan wordt het alras anorectisch. Om met Bosch te spreken: het flubbert als diarree uit het lijf, maar soms schijt men ook zwaluwen… Waarom niet?

Lezer, laat Bosch met rust. Nooit zullen we begrijpen waarom er vogelbekdieren met een blokfluit in hun onderbuik rondlopen op zijn doeken. En dat hoeft ook niet. Steeds vaker raak ik ervan overtuigd dat al die griezels slechts een fantasievolle verbeelding  zijn van het leven en de onafwendbare consequentie daarvan: de dood.

Meer is het niet en meer kan ik er niet van maken. Sorry…

© paul

(Het plaatje pikte ik overigens van de site Bosch 500…)

Le poulet Gaston Gérard, ofwel kip van de burgemeester…

poulet Gaston Gérard

Kip vinden wij eigenlijk altijd lekker; gegrild, gestoofd, in de soep, in de salade, verwerkt tot ragout, altijd goed. Soms wil ik wel eens iets nieuws, een geheel ander recept. Ik ging op zoek in mijn kookboeken en kwam uit bij het boekje “Les meilleures recettes de Bourgogne” van Gérald Carpentier. Ik maakte al eerder gerechten uit het boekje en weet inmiddels dat niet alles klopt. Goed, een recept pas ik vaak zelf wat aan, dus maakt het niet uit. Het gaat mij vaak meer om het opdoen van ideeën dan om een letterlijke beschrijving.

Goed, Poulet Gaston Gérard, even Googelen naar deze naam leert ons dat deze man van 1919 tot 1935 burgemeester van Dijon was. Ik las ook ergens een mooi verhaal over hoe dit gerecht in 1930 ontstaan is door een ongelukje in de keuken. De eerste vrouw van Gaston Gérard, Geneviève de Bourgogne was bezig met het bereiden van een maaltijd voor haar man en wat gasten. Onder de gasten was de beroemde en beruchte gastronoom en criticus Curnonsky. De maaltijd moest dus tiptop in orde zijn. In de haast om alles op tijd klaar te krijgen viel een grote pot mosterd over de al gare kip. Om de kleine ramp te verdoezelen mengde Geneviève wat witte wijn met room door de mosterd en strooide er kaas over. Even onder de gril en een geheel nieuw recept was geboren. De criticus heeft er van gesmuld en vroeg de burgemeestersvrouw zelfs naar het recept. Het gerecht zou dus niet Poulet Gaston Gérard moeten heten maar Poulet Geneviève!  Hoe dan ook, waar of niet waar gebeurd, de kip smaakte ons prima.

  • voor vier personen
  • een flinke boerenkip, biologisch van onbesproken gedrag natuurlijk, in 10 stukken verdeeld
  • wat olijfolie
  • 50 gram boter
  • 2 uien
  • 1 sjalot
  • 30 cl witte wijn
  • 50 cl room
  • 100 gram Gruyère, geraspt *)
  • 80 gram Dijonmosterd
  • zout en peper

Verwarm de olie en 50 gram van de boter in een braadpan en braad de stukken kip daarin mooi bruin. Haal de kip uit de pan en bak de ui en sjalot even aan. Voeg de wijn en de room toe en verwarm de saus. Doe de  de stukken kip terug in de pan en stoof ze in ongeveer 45 minuten gaar.

Leg de stukken kip in een mooie vuurvaste schaal. Meng de mosterd en de helft van de kaas door de saus en giet die over de kip. Strooi de rest van de kaas er over en zet de schotel nog even onder de hete gril in de oven tot de kaas gesmolten is en een kleurtje krijgt.

Geef er lekker knapperig brood bij en een groene salade.

Kopje espresso toe!

*) in mijn boekje wordt Gruyère gebruikt, in alle andere recepten die ik zag gebruikt men Comté. Nou ja, komt allebei uit de buurt.

Neel stond in de krant (en Ans ook)…

Neel in de krant (en Ans ook)...
Een groter hiaat in de publicatiefrequentie van het Ministerie heeft zich nog niet eerder voorgedaan, in al die tien voorgaande jaren niet. Er is heus zat te schrijven, en dat moet ook, maar het kwam er niet van. Ik kan er allerhande reden voor bedenken, maar daar schiet de lezer weinig mee op. Wel is het zo dat hoe langer de pauze duurde, hoe ingewikkelder het werd om überhaupt nog aan de gang te komen. Want waar moet je het in godsnaam over hebben? Er schoven in de tussentijd talloze maaltijden voorbij en de uitgelezen dranken (allemaal op) zijn niet meer te tellen. Dan maar iets geheel anders…

Vier innerverende jaren volgde Neel van Eupen een beroepsopleiding fotografie aan de Foto Academie Amsterdam. We zagen zich de ontwikkeling van goedwillend-amateur-met-gevoel-voor-plaatjes naar professioneel fotograaf voor onze neus voltrekken. Op haar techniek viel weinig aan te merken, die beheerste ze al snel tot in de puntjes, maar we hadden ook niet anders verwacht. Het was vooral de inhoudelijkheid die ons steeds vaker verbaasde. De ontwikkeling tot volwassen kunstenaar en documentarist, waarbij het vertelde verhaal achter de foto vele malen de som van de afzonderlijke beeldelementen van het plaatje overtrof.

Het eindexamen vond plaats rond 5 december van het afgelopen jaar. Een cum laude zat er op een fractie na niet in. Eén van de examinatoren liet een half puntje liggen, zodat al die andere juryleden, die wél gingen voor Neels cum laude, het nakijken hadden (en Neel dus ook). Neel sloot eind december haar opleiding af met een tentoonstelling in de Beurs van Berlage aan het Damrak, hartje Amsterdam.

Ik ben me er niet helemaal zeker van, maar ik geloof dat het Ministerie de eerste officiële klant werd van Neel als beroepsfotograaf. Het was al lang een gekoesterde wens, maar we wachtten er bewust mee tot na het afronden van de opleiding. Als een blijk van waardering, als aanmoediging, als ruggensteun, maar vooral toch uit pure bewondering bestelden we een foto bij Neel. Een dag voor Carnaval werd die afgeleverd en sinds dien prijkt de verbeelding van een Oriëntaalse Schone, geheel ingebakerd in exotische gewaden in het warmst denkbare rood, aan de muur in onze erker. Sereen, verstild en vlammend tegelijk. Sinds de foto daar hangt zit ik elke dag even in de erker, ik vergaap me aan de geweven patronen in de kostbare stof, aan de verstilde uitdrukking van het goeddeels bedekte gelaat, aan de hand van de vrouw, als geschilderd door een Vlaamse Primitieve Meester, een Madonna waardig. Grote kunst, zo zit dat. Ook namens Ellen. (Ik beschrijf uiterlijkheden en slechts een deel van de inhoud van de foto. Het totaal is een veelvoud van de som van de afzonderlijke onderdelen, maar het is me even te moeilijk om het goed onder worden te brengen. Kom maar kijken!)

Vorige week verdween er weer een foto van Neel in de collectie van een particuliere verzamelaar, we mochten erbij zijn. En dan als klap op de vuurpijl verscheen er op zaterdag in de (Vonk)bijlage van de Volkskrant een grote foto ter ondersteuning van een artikel van Henk Blanken over dementie en euthanasie. (Stel je voor: jou foto op A4 formaat, gedrukt in een oplage van 270.000 exemplaren. Niet te vatten toch?..)

Enfin, een liefdesverklaring aan het werk van Neel van Eupen, dat beoogt dit artikel te zijn. En dat is het ook. Wil je werk van Neel zien, klik dan naar haar website: Neel van Eupen. Of kijk anders eens op de fotosite Flickr/Ministerie naar de zwart/wit foto’s van afgelopen carnaval (Neel noemt het zelf kiekjes…).

En oh ja, ben je geïnteresseerd in werk van Neel, twijfel niet te lang over een aanschaf. Nu is ze nog te betalen, maar dat wordt wel anders (ook voor familie en vrienden…).

© paul

 

Carnaval 2016…

Carnaval 2015...
Stilte voor de storm op deze zondagochtend (elk ander cliché is ook toepasbaar). Het Feest der Feesten heeft aanvang genomen. De zaterdag verliep wat vermoeiend, zoals elke Carnavalszaterdag. En hoewel sommig volk al dágen feest vierde werden op het Ministerie de laatste klussen geklaard, er moest per slot de komende dagen met heel veel gasten gegeten worden, en gedronken.

Ellen toverde acht kilo rund tot een geurende Vlaamse stoof, Neel bekommerde zich om het Zoer Vleisch. Anita bracht de traditionele pot Kerriesoep en Diny stortte een ton snoepgoed over de keukentafel. Maartje bakte taarten en Hijn kwam af met anderhalve kilo zult. Verder bekommerde de rest van de goegemeente zich om de drankaanvoer, zodat we nu een kleine wolkenkrabber van bierkratten op onze achteruit hebben staan. Zo’n hoeveelheid drank krijgen we de komende dagen niet verwerkt, zoveel is zeker. Het overschot spenderen we aan Marleen en de Jongste bediende ter opluistering van het traditionele Haringfeest aanstaande woensdag. Daar komt een goede vijftig man op af; zat volk om de restanten soldaat te maken.

Ook nu presenteert ons gezelschap zich weer in de vermomming van de Zwarte Kabouter Bende (ZKB). Het thema dit jaar is Zwarte Magie. In de zaterdagse vooravond werd de laatste hand gelegd aan het verpakken van de parafernalia die de komende dagen met kwistig gebaar zullen worden uitgedeeld aan de rest van onze dorpsgenoten. Honderden blokjes maggie en toverballen (groot en klein) verdwenen in doorzichtige plastic zakjes. Evert en Neel zorgden voor een prachtige vistekaart, ook in een oplage van enige honderden. Op de achterkant is het lijflied van de ZKB afgedrukt.

Het indrinken verliep die zaterdagavond voorspoedig en rond half negen trok dan de hele bent het dorp in. Van de Keizer naar het Ridderhof, waar het gezelschap elkaar al snel kwijt raakte. Ikzelf belandde bij de Engelenburcht, maar ik was niet de eerste. Evert was er al neergestreken, en zo ook Hijn, die in een ingewikkeld gesprek raakte met de Keijzer van Monera. Enfin, ik vond even later een deel van het gezelschap weer terug, ik geloof bij Gij en Ik.

Later, weer thuisgekomen legde ik tevreden mijn onderscheidingen en eretekens af, ik vond ze vanochtend terug op het toilet. En nu zit ik dan maar wat te tikken. Ik kocht zojuist vijf verse broden en Ellen kookte een ketel Broccolisoep met zalm. We zijn klaar. Nog een uurtje en de eerste gasten druppelen binnen, in afwachting van de Grote Dorpsoptocht, die later op de dag door onze straat schuift. Ik nam intussen een voorschot op de avondmaaltijd, de Kerriesoep smaakte me voortreffelijk… En terwijl ik nog even rustig geniet van de genialiteit van Johann Sebastian Bach (van de meeste carnavalsmuziek wordt ik horendol) neem ik een glas goede witte wijn. Daar krijg ik later op de dag geen gelegenheid meer voor.

Alaaf en alle plezier van de wereld…

© paul

Gelukkig Nieuwjaar!

gelukkig nieuwjaar

Frans uit Moldavië bedankt ons voor het oliebollenrecept van zeven jaar geleden (een recentere beschrijving was niet voorhanden). En Erik vraagt zich bezorgd af of wij ooit nog zullen publiceren op het oude niveau van vier, vijf artikelen per week, of dat de lezer het in de toekomst moet doen met een enkel artikel per maand…

Ook in de directe omgeving wordt er gemord, en wat nog erger is: wordt er een beetje meewarig gedaan. Zo van: zie je wel dat ze het niet volhouden om elke dag te schrijven. Of: aan discipline ontbrak het ze daar op het Ministerie altijd al, en dat gaat zich op den duur tóch wreken. Of: kennelijk is de koek op….

En kijk je naar het stukje hieronder, dan lijken de criticasters een punt te hebben. Het was al vóór Kerstmis dat het laatste artikel werd geschreven. Terwijl er na het verschijnen van dat verhaal van alles en nog wat gebeurde waarvan we je hadden kunnen en moeten vertellen. En zo heeft het de schijn dat de fut eruit is…

Maar niets is minder waar lezer: we blaken van energie, we hebben ideeën zat en onderwerpen te over. Mogelijk verandert er iets aan het karakter van de web-site, mogelijk kiezen we voor een weg, iets meer in de breedte. Maar vrees niet: er liggen stapels recepten op de plank te wachten om gepubliceerd te worden, en eetfoto’s hebben we meer dan we kunnen plaatsen. We zullen je ook het komend jaar met liefde en plezier bedienen.

En voor nu: Een Gelukkig Nieuwjaar Lezer!

© ellen-paul

Aanloop(je) naar Kerst…

Kapoenen...

De foto dateert van de vorige aanloop naar Kerstmis, ze werd genomen de dag na Pakjesavond 2014. Plaats van handelen was de Megasupermarkt Cora in het winkelcomplex Concorde onder de rook van Luxemburg-stad. De winkel laat zich voorstaan op een bovenmatig aanbod van luxe etenswaar en uitgelezen dranken…

Voor de leek is het mogelijk wat moeilijk te zien, maar de liefhebber herkent onmiddellijk de weelde aan fijn gevogelte. Kippetjes met kop en poten, kalkoenen met de vederdos nog aan de staart, en kapoenen, ingepakt in een katoenen jasje. En al dat gedoe heeft ook enig nut. Door gevederte en kop bij de slacht te sparen kan de consument  terugzien welke vogel hij koopt. En de stoffen jasjes van de kapoenen houden de beesten netjes in vorm.

Kapoenen overigens zijn gecastreerde hanen. Door de beesten te ontmannen worden ze aanmerkelijk rustiger in doen en laten en ontwikkelen ze zich tot vettere, maar smakelijker en malsere beesten dan hun niet gesneden sexegenoten. Kapoenen doen er een tijdje over om slachtrijp te worden en ze wegen doorgaans een kilo of drie.

De prijs voor een kapoen liegt er niet om, je mag er ruim je beurs voor trekken. Het langzame tempo van fokken, het extra voeder, de speciale behandeling, de exquise kwaliteit van het vlees, het vertaalt zich in een hoge kiloprijs. De Kapoen is luxe voedsel, het hoort bij feest en bij de Feestdagen. En eerlijk is eerlijk, heb je één keer zo’n beest geproefd dan begrijp je waarom…

Kapoen staat er dit jaar niet op ons kerstmenu, zoveel is zeker. Ellen had eigenlijk weken geleden het volledige menu al in haar hoofd zitten. Maar toen ik me gisterenavond opmaakte om me te vervoegen ten burelen van mijn broodheer, zag ik haar druk in de weer met beduimelde kookschriften en oude aantekeningen van haarzelf en de nieuwbakken adviezen van geestverwante kookbloggers. Misschien moest het roer helemaal om, dacht ze, en of ik de mogelijkheden en onmogelijkheden van dat-en-dat gerecht wilde overdenken… En misschien konden we….

Enfin, ik durf er eigenlijk wel een klein vermogen onder te verwedden dat het uiteindelijk resultaat dicht in de buurt van de oorspronkelijke Kerstdis zal komen, die maaltijd die ze al weken geleden heeft uitgevogeld. Zo gaat het meestal. Het is evenwel niet erg om er nog wat op los te filosoferen. Het prikkelt de zinnen en het opent mogelijkheden voor in de toekomst.

En wat het deze keer ook wordt, het dient allemaal weer eens beschreven te worden. Dat kwam er de laatste jaren niet van en dat is een gemis. Enfin, je hoort er nog van…

© paul

Weer thuis…

Herfst in de Morvan...Eén week verbleven we in de Morvan, het stiefkind van de Franse Bourgogne. We huurden er een huisje, het was voor ons de eerste keer dat we zoiets deden voor ons tweeën. We wilden onderzoeken of dit een toekomstige vorm van vakantie vieren kon zijn, aangezien kamperen met tent of caravan problematisch werd en een camper niet in ons wereldje paste. Enfin,.. het werkte en we waren in alle opzichten tevreden.

Hoewel er door de eigenaar nog een en ander te verbouwen viel aan ons huisje was het er leefbaar en schoon. Het sanitair was prima, de bedden bleken hard genoeg, een goed bruikbare keuken voldeed ruimschoots aan onze behoeften en er was een houtkachel die met een beetje inzicht de hele boel warm stookte. Hier was te leven naar onze standaard… Ach, en dan de niet-materiële zaken, we kregen ze er zomaar bij.

Eerst en vooral was er een uitermate vriendelijke sleutelbewaarder. Hij trad op als gastheer voor de huiseigenaar die ergens anders verbleef. Hij maakte het ons gemakkelijk en zichzelf moeilijk door consequent Engels te spreken, van dat prachtige Franse steenkolenengels. Hij had een fles witte Bourgogne voor ons klaar gezet en een beetje in voren gestookt, om de kilte uit het huis te halen.

Later in de week kwam hij nog eens informeren of alles naar wens was. Bij die gelegenheid bracht hij een boek mee, een kleinood over een bijzonder fenomeen in de omgeving. Hij had ons (steenkolen)Frans voldoende bevonden om de tekst van de lectuur in zijn moerstaal te ontcijferen en schonk ons het boek, met de complimenten van de rest van het dorp. En omdat hij dacht dat we wel van walnoten hielden had hij een zakje meegebracht. Ze kwamen uit de Ardéche, vrienden van de sleutelman hadden ze daar het afgelopen weekend geraapt. De man heette overigens Bach met z’n achternaam. Géén familie, écht niet; hij was zo Frans als Adamo… PLanchez, La Chaise, Bourgogne...

De omgeving straalde een ongekende warmte uit, alles kleurde zoals we het nog nimmer zagen; het was oker, het was rood, roestbruin en warm. We kenden de stralende beukenbossen van Luxemburg, maar dit was anders… Alles vlamde, alles broeide, één overweldigend waas van verzengende gloed. Ik zei: Indian Summer. En onze sleutelbewaarder lachte van oor tot oor: Ja, die hebben wij dus ook…

Ons huisje lag in het Midden van Niets. En ook in de verre omgeving was er geen stad of dorp te bekennen. Je mocht dat vervelend vinden, maar je had er per slot voor gekozen. De dichtstbijzijnde bedoening was zeven kilometer verder en een serieuze gemeenschap woonde nog eens een stuk verderop. Wij vonden het geen bezwaar. In de nacht had je wel de mooiste sterrenhemel, nergens kwam er strooilicht vandaan. Het was alweer jaren geleden dat ik zo de Melkweg zag…

Vanaf onze stek bezochten we twee musea, een fontein, vier kerken en een veemarkt. En ook een chocolatier, twee kunstmeren, drie kastelen en een overleden kok. We aten en dronken er zoals je doet in Bourgogne. En we namen ons al snel voor om hier nog vaak terug te keren…

© ellen-paul

De Jongste Bediende en andere genoegens…

Piëta, Kathedraal Névers...We hielden ons vandaag ledig met écht oude zaken; met cultuurgoed van lang voor onze eeuw.  Awûh kneut, heet dat in het jargon van onze Jongste Bediende. Hij bedoelt dan dat zaken ouder zijn dan hijzelf, en dat ze daarmee, of daardoor, automatisch hun belang verliezen. Vandaag overigens viert de Jongste Bediende zijn zoveelste verjaardag, je wilt niet weten de hoeveelste; awûh kneut…. 

Ach, wij feliciteren de Jongste Bediende uit de grond van ons hart; we wensen hem nog een eeuwigheid aan jaren en een niet te slopen gezondheid. Zijn ideeën over ouderdom, anders dan die van hemzelf, delen wij evenwel niet!

Wij waren in de stad Nevers, metropool aan de rivier de Loire, in het zuidwesten van Bourgondië. We bezochten het Hertogelijk Paleis en groetten er de Zwaanridder Lohengrin. Die Oer-Duitse mythologische figuur stond pront vereeuwigd op de voorgevel van het gebouw. De Heren en Dames van Kleef (Kleve bij ons om de hoek)waren namelijk aan het eind van de middeleeuwen een tijdje baas in deze contreien. Vandaar dan ook het zwaanmotief in het wapenschild…Zwaanmotief in Bourgogne...

Ook bezochten we het Musée de la Faïence à Nevers. Hebben wij ons Delfts Blauw, de Fransen hebben hun Bleu de Nevers. Al met al is het een tamelijk volks aardewerk en daarmee, wat ons betreft, aantrekkelijker dan het klassieke Delfts… Geen foto’s, dus je moet het doen met de link…

Blijft over die foto in de kop. Een Piëta, uitgehakt in steen en daarna beschilderd (gepolychromeerd). Jesus is intussen morsdood, zoveel is duidelijk. Zijn moeder, immer jong afgebeeld, betreurt de dood van haar zoon. Ze oogt smartelijk, ze beleeft de ellende van de moord op haar oogappel tot in het diepst van haar wezen, dat kun je zien.

Iemand maakte dit beeld, ergens in de dertiende eeuw, een laatste uiting van Romaanse kunst. In de kathedraal van Nevers waren er nog andere plaatsen waar tweederangs heiligen van later datum prominent werden tentoongesteld. De droevige moeder en haar overleden zoon moesten het doen met een lege kapel, tegen een achtergrond van kale, kille blokken steen. Wij schaamden ons een beetje…

© paul