Paul schreef dit seizoen al eerder over tuinboontjes, verse tuinboontjes met wat goed spek. Dat was een prima maaltijd en van de restanten maakte ik een salade met bietjes. Lekker allemaal, mits je de goede tuinbonen kunt kopen; niet te groot, niet té klein, vers enzovoorts. Vandaag wilde ik iets anders en zocht dus maar eens wat recepten. Als ik door de kookboeken blader staan er eigenlijk bedroevend weinig recepten in voor tuinboontjes. Mevrouw Hazan schrijft in haar boek “De Klassieke Italiaanse Keuken”: “Tot de ontdekkers van Amerika naast goud en zilver bonen mee terug brachten, was de enige in Europa bekende boon de tuinboon (ofwel de grote of roomse boon). Hoewel deze boon al bijna vijfduizend jaar wordt verbouwd en gegeten, heeft de populariteit ervan vreemd genoeg nooit de grenzen van Zuid- en Midden- Italië overschreden.”
Tja, in Nederland eten we wel tuinbonen. Maar veel mensen bewaren een soort jeugdtrauma aan de overgare, bruingekookte, te grote taaie bonen. Jammer, ze kunnen zo lekker zijn die eerste verse kleine boontjes. Koop ze vroeg in het seizoen (mei/juni), gedopt moeten ze ongeveer de maat hebben van limabonen. Zijn ze echt veel groter, dop ze dan dubbel. Dat wil zeggen de schil verwijderen en dan het boontje zelf nog eens pellen.
Vandaag had ik prachtige kleine boontjes, ze hoefden echt niet dubbel gedopt te worden en ik maakte ze klaar naar het recept van mevrouw Hazan; op de romeinse manier.
- voor twee personen
- een plak pancetta van ongeveer 1 cm in fijne blokjes gesneden
- 2 kilo ongedopte jonge tuinbonen
- 2 eetlepels olijfolie
- 2 eetlepels fijngesneden sjalot
- versgemalen zwarte peper
- wat water en eventueel zout
- wat vers gehakte platte peterselie