Le Boeuf Bourguignon…

DSC_0016

Je kent ze wel, die uitgaven. Dunne boekjes, kleine publicaties, waarin een streek of stad z’n culinaire specialiteiten aanbiedt. Je vindt ze overal in Frankrijk, in Duitsland, in Italië en waarschijnlijk op tal van andere plaatsen in de wereld, al dan niet verschenen met een forse dot overheidssubsidie. Over het algemeen voegen ze niet zo veel toe aan hetgeen je allang wist van de streek, je had je immers van te voren ingelezen. Maar ach, als vakantiesouvenir wil je het drukwerkje wel aanschaffen, voor de prijs hoef je het doorgaans niet te laten.

Ik kocht Les Meilleures Recettes de Bourgogne, een dunne uitgave van Editions Ouest-France. In mijn herinnering lagen de boekjes in iedere VVV, en ook in de notoire winkel van elk museum in de Bourgogne. Ik weet nog dat Ellen (ongezien) haar twijfels uitte over de uitgave. En doorgaans heeft wel ze gelijk, maar in dit geval dus niet…

Het boekje is geschreven door Gérald Carpentier, de chefkok van L’Auberge La Beursaudière te Nitry, een respectabel restaurant in de Morvan. De recepten zijn heel erg Bourgondisch, overvloedig en rijk. Het boekje bevat slechts een goede dertig recepten, maar evengoed passeert een heel scala aan belangrijke Bourgondische gerechten de revue. Enfin, kom je het ergens op je verre tochten tegen, koop het boekje maar, Voor die € 5,75 hoef je het niet te laten. (En de foto’s van Didier Benaouda zijn oogstrelend…)

Nou kreeg ik vandeweek een opdracht van Ellen. Ze had mooi vlees ingekocht en wilde als verjaardagmaal Boeuf Bourguignon eten. En of ik die wilde klaarmaken. Ellen hanteert zelf strenge regels voor haar Boeuf B., ooit overgenomen van Sarah Wiener, maar gelukkig liet ze mij de vrije hand. Ik duikelde het boekje van Carpentier op uit de boekenkast en zocht de betreffende pagina op. Ik hoopte op een barokke Boeuf Bourguignon met veel toeters en bellen aan te treffen, een aantal van de andere recepten zaten ook zo vol, rijk en ingewikkeld in elkaar. Maar nee hoor, Boeuf Bourguignon, daar klungelt men niet mee. Ook Carpentier kent zijn klassiekers, en hij blijkt in dit geval streng in de leer. Kleine afwijkingen waren er wel met Ellens methode, en ik kon het niet nalaten om die dan ook toe te passen. Het recept is voor 6 personen geschreven, maar met een flink voorgerecht, kaas en een toetje na kun je met gemak 8 mensen bedienen.

  • 1,5 kilo sukade (paleron) of hals, nek, runderfrikandeau,
  • 50 gram boter,
  • 5 centiliter olijfolie,
  • 100 gram ontbijtspek,
  • 2 uien,
  • 2 winterwortelen,
  • 30 gram bloem,
  • 3 tenen knoflook,
  • 1 1/2 fles rode wijn (Bourgogne),
  • 1 bouquet garni, (peterselie, prei, tijm, laurier),
  • peper en zout uit de molen.

Snijd het vlees in grove dobbelstenen (verwijder indien gewenst de bindweefselstreep die door het vlees loopt). Doe de olie en boter in een stevige braadpan en voeg het in stukjes gesneden ontbijtspek eraan toe. Laat het spek even uitzweten en bruin worden en bak vervolgens de dobbelstenen vlees aan alle kanten bruin.(Bij topvlees gaat dat in een keer, maar wanneer er teveel vocht in je vlees zit, doe het dan in gedeelten.) Schep het vlees uit de pan en zet het even weg onder folie of in een lauwe oven. Bak vervolgens de gehakte uien, de zeer fijn gesneden wortelen en de gesnipperde knoflook in de pan op een matig vuur tot de uien glazig worden. Stort het vlees terug in de pan, strooi de bloem erover en schep op een hoog vuur een paar minuten alles goed op. Peper en zout naar smaak toevoegen en ook de anderhalve liter rode wijn en het bouquet garni.  Even doorkoken en dan wegzetten op een laag vuurtje, met de deksel op de pan. Bij die lage temperatuur mag het gerecht zeker drie uur stoven. Wanneer het vlees botermals is neem je het uit de pan en zet het warm weg. Reduceer nu de vloeistof die je over hebt tot de dikte die je wenst door de saus fors te laten inkoken. Heb je de gewenste dikte dan stort je het vlees terug in de pan. Warm het vlees nog even op en serveer…

Wij aten een kleine salade vooraf en bij de stoofschotel de Ratten van de Witte Brug. [Doe je best lezer en probeer ratten (des rattes, soms ook des rates) op de kop te tikken. Dat zijn zulke lekkere aardappeltjes…]

Enfin, een kopje espresso toe met een kersenbonbon. De kaas lag te spartelen in de kelder, maar het kwam er niet meer van. Evengoed toch een mooi verjaarsmaal, nietwaar?

© paul

Koekjes-oma….

Verjaardag...

Die obscene rode tong behoort toe aan The Rolling Stones. Al een jaar dertig is het hun logo, ze beplakken er al hun handelswaar mee en het beeldmerk siert al hullie LP’s, CD’s, Dvd’s en wat dies meer zij. Maar het gaat natuurlijk niet over het T-shirt van ‘t Kind, dat had je al wel begrepen…

Oma draagt op deze foto het nieuwe schort, haar geschonken door Jop, ter ere van oma’s verjaardag. En hij wil het weten ook; brutaal plaatst hij zijn facie op het centrale deel van het kledingstuk en grijnst zijn liefste grijns…

Enfin, oma is zo trots als een pauw en wil het schort niet meer afleggen. Dat geeft dan weer een heel gedoe, want slapen in zo’n schort is niet bekwaam. En zo zit ook haar broodheer niet te wachten op een bibliothecaris met een permanente voorschoot.

Koekjes-oma geeft overigens een vertekend beeld van de werkelijkheid. Jop heeft nog nooit een koekje gegeten van zijn oma. Hij eet brood, gebakken door z’n opa, en dat is dan besmeerd met de jam van z’n oma. Zo zit dat…

Enfin…

© paul

 

Spreegurken…

Spreegurken...

Herinner je je de film Goodbye Lenin! nog? Natuurlijk wel, het was een jaar of tien geleden een hit in de Europese bioscopen. Cinema.nl schreef er destijds het volgende over: “De Berlijnse Muur is gevallen. De moeder (Saß) van Alex (Brühl) weet het niet, want ze heeft maanden in coma gelegen. Nu ze bij kennis is, moet Alex voorkomen dat zij zich opwindt. Ze moet er dus vooral niet achterkomen dat de DDR niet meer bestaat. Dus gaan Alex en z’n vrienden op zoek naar de Oost-Duitse tafelzuurklassieker Spreewälder Gurken en moeten ze voorkomen dat moeder het journaal bekijkt. De oplossingen zijn creatief. Het idee van Good Bye Lenin! – de derde speelfilm van regisseur Becker – kwam als geroepen in een land dat kriebelde van de ‘Ostalgie’.

Eenieder die je bevraagt over de film weet zich de scènes waarin Alex en zijn kornuiten de potten augurken aan het omkatten zijn als eerste te herinneren. Moderne etiketten van de augurkenpot af en oude oostbloketiketten erop; niet van echt te onderscheiden. En de moeder van Alex blijft in de waan dat tijdens haar coma niks is veranderd in de wereld.

Van zulke augurken dus kregen we geschonken van Ans en Alex (niet die Alex uit de film). Ze verbleven een tijdje in Berlijn en verkenden er de omgeving. En ze stuitten er op die augurken, want in en om Berlijn stuit je namelijk altijd op die augurken.

Ze worden dan ook kilogewijs gegeten in Berlijn en ommelanden. Er zijn recepten voor vers gebruik van augurken, maar verreweg het merendeel wordt verduurzaamd. Ze baden soms in azijn, maar doorgaans in gezouten water. Ze kunnen knackig zijn, of juist zacht. Ze danken hun smaak mede aan allerhande natuurlijke smaakmakers, maar dille hoort er altijd bij.

Enfin, die augurken van de Spreewaldhof zijn de echte: een glazen pot, zout, water en dille. En natuurlijk een stuk of twintig augurken. En dan heb je Spreewälder Salz-Dill-Gurken.

Het bedrijf Spreewaldhof  zet de augurkentraditie van de DDR voort. Ze hoefden de kwaliteit niet eens aan te passen, want die was altijd al goed. Slechts het etiket kreeg een wat moderner uitstraling. Hoewel…

(En even voor de lezertjes die altijd zaten te vervelen wanneer de meester op school de Duitse topografie behandelde: de Spree is een rivier. In Berlijn mondt hij uit in de rivier de Havel. )

© paul

Schiacciata con l’uva; druivenbrood….

Druivenbrood... Haar website staat al jaren gemarkeerd als een van onze favorieten, en het zou zomaar kunnen dat je haar al eens bezocht. Maar voor al diegenen die dat genot nog niet ten deel viel geeft ik hier nog maar eens het adres: La Cucina, Italiaans koken met Antoinette

Antoinette is een Nederlandse vrouw die in het begin van de eeuw verhuisde naar Italië omwille van liefde, keuken en koken. Hoe het intussen met de liefde is, daar heb ik geen weet van, maar met keuken en koken zit het wel snor. Van die laatste twee zaken getuigt Antoinettes website. Antoinette schrijft beeldend, helder en met humor. Haar recepten zijn mooi, bruikbaar en doorgaans prima na te koken. Bezoek die site en doe er je voordeel mee….

Zo stond er recentelijk dat artikel op Antoinettes website over de druivenoogst bij haar in de buurt. En ze plakte er dan maar meteen een recept aan. Onze eigen druivenoogst was zo goed als voltooid. Natuurlijk mocht er wat blijven hangen ten bate van de vogelen des velds, maar er viel ook nog best een paar kilo eerste klas druiven te plukken omwille van culinair gerief. En dat recept van Antoinette kwam daarbij prima van pas. Het betreft een vruchtenbrood, met verse vruchten wel te verstaan. Het recept komt uit Toscane, maar in de basis is het in feite een heel algemeen recept, iets dergelijks zal dus op andere plaatsen ook wel te vinden zijn. In haar artikel suggereert Antoinette dat ze een eigen invulling aan het recept gaf. En ik veranderde er ook weer een en ander aan. Ik gebruikte meer bloem en minder druiven (ik kreeg in eerste instantie mijn deeg niet goed). Ik geef je het recept zoals ik het maakte. Het recept volgens Antoinette vind je op haar site.Druivenbrood...

    • 500 gram bloem,
    • 7 gram droge gist,
    • 290 ml. water,
    • 4 eetlepels olijfolie,
    • 1,5theelepel zout,
    • 600 gram druiven,
    • 90 gram suiker

Meng de gist met twee eetlepels olie en twee eetlepels water. Werk gist, zout en de rest van het water door de bloem en kneed tot een soepel deeg. Doe het deeg vervolgens in een kom en laat het bij kamertemperatuur anderhalf uur rijzen. Het volume van het deeg zal zich in die tijd verdubbelen. Verdeel nu het deeg in twee helften. Bedek met een helft de bodem van een ronde bak- of cakevorm (doorsnee 30 centimeter) en stort hierop de helft van de druiven. Strooi er wat suiker over en dek vervolgens deze laag af met de rest van het deeg. Druk in deze toplaag de rest van de druiven en bestrooi met de rest van de suiker. Laat het druivenbrood nog eens een uur rijzen bij kamertemperatuur. Bak het brood vervolgens in een op 180 graden voorverwarmde oven in 45 minuten gaar.

Wat je nu hebt komt heel aardig overeen met traditionele Limburgse vlaai. Niet die kruimelbodemvlaai uit de winkel, maar dat vruchtenbrood zoals het gegeten werd (wordt?) als nagerecht bij een copieus maal. Antoinette geeft nog een paar suggesties voor het geval dat je geen druiven ter beschikking zijn. Met een beetje creativiteit zijn de mogelijkheden legio. Probeer het recept uit met druiven. Het levert een heerlijk zoet vruchtenbrood op met een fris zuurtje. En het geurt oorverdovend…

© paul

Gepofte knoflook…

... met gepofte knoflookteentjes

Over smaakmakers valt gelukkig nu en dan nog te twisten. Iedereen heeft zo wel z’n voorkeuren, afkeuren of eigenzinnigheden. Je kunt er aan de borreltafel een heerlijke boom over opzetten, maar tijdens het koken dien je zorgvuldig af te wegen wat je wel of niet gebruikt.

Na peper en zout is, denk ik, knoflook wel de belangrijkste smaakmaker in dit huishouden. Ik kan me überhaupt niet voorstellen dat er plaatsen zijn waar het anders is. Toch schijnt het zo dat sommige mensen alle dagen koken zonder ooit een teentje knoflook te gebruiken. Ik vind dat onvoorstelbaar.

Knoflookhaters of knoflooklaters bekeren ligt niet in de lijn van mijn bedoelingen. Als het volk het intussen niet heeft begrepen, dan zal ook ik daar weinig aan kunnen veranderen. Ik richt me meer tot de sobere, spaarzame knoflookgebruikers.

Knoflook is gezond. Het helpt om de cholesterolspiegel en de bloeddruk te verlagen, dat is onomstotelijk wetenschappelijk vastgesteld. Iets verder van de werkelijkheid staat het geloof in de afschrikkende werking van knoflook; knoflook verjaagt duivels, heksen en vampiers. (Niet van deze tijd misschien, en je hoeft het niet te geloven, maar toch…).

En boven alles: knoflook is lekker en het laat de smaak van je gerechten beter uitkomen. De scherpte die rauwe knoflook kan hebben verdwijnt wanneer je de teentjes bakt of anderszins laat garen. Alles wordt milder, zelfs wanneer je grote hoeveelheden gebruikt. Wij maken al jarenlang een gerecht van gestoofde kip met 40 teentjes knoflook. Door de lange gaartijd in een afgesloten pan wordt alles mild; de teentjes, de saus, de kip. Alles geurt naar knoflook, maar mild, mild, mild.

Het is een aanrader om, als een gerecht dat toelaat, knoflook mee te garen. Gewoon in de schil. Je dient altijd op te letten dat je teentjes niet verbranden, en de gaartijd moet lang genoeg zijn, maar dan heb je ook wat.

Druk zo’n warme gare knoflookpit uit z’n jasje en prak hem door een hoopje aardappel. Of smeer hem over je vlees. Man-oh-man, je weet toch niet wat je proeft….

Op de BBQ gaat het ook. Verpak een bol knoflook in aluminiumfolie en leg hem op een rustig plekje van je houtskoolvuur. Niet al te heet, maar voldoende warm om de knoflook in z’n eigen sappen te laten smoren, het doet verder zichzelf. Moet je eens kijken wat voor geweldigs je overhoudt.

Het allerlekkerst is de kleine zachte voorjaarsknoflook. Die benadert de smaak van de Hemelse Gerechten of de Smulpaperij van Kokanje, zoals men in de middeleeuwen Luilekkerland noemde. Maar dat is een ander verhaal…

©paul

 

Druiven in Septfontaines…

Druiven in Septfontaines...
We waren even weg, maar dat had je waarschijnlijk al mee gekregen. We bezochten onze Luxemburgse stek. Het kwam eigenlijk allemaal zo:

Ans en Vriend Jan vierden vakantie. Ze reisden de hele Santiagoroute na, precies zoals Ans en Broer Jan die vorig jaar gelopen hadden, maar nu deden ze dat dus gemotoriseerd. En op de terugweg zouden ze Maastricht aandoen. Het leek ons een aardige geste om de Caravanpelgrims een laatste, nagenoeg geheel verzorgde, stop aan te bieden voordat ze Nederland zouden binnenrijden. En die stop zou dan zijn in Luxemburg. Na wat over en weer gepraat via de digitale snelweg lieten Vriend Jan en Ans weten dat ze graag gebruik maakten van het aanbod.

We ontmoetten elkaar op donderdagavond en brachten de rest van de week samen door. Dat kon ook omdat de Maastrichtse afspraak van Vriend Jan en Ans door derden werd afgezegd. We bezochten in die tijd twee musea, we aten meer dan voortreffelijk buitenshuis, we kookten om beurten binnenshuis en genoten van elkanders drankvoorraad. Kortom, zo’n weekend, je weet wel…

Intussen hingen die druiven aan onze Luxemburgse woonst te blaken in de zon. Welk ras het was, we wisten het niet meer: het was iets lokaals, zoveel was zeker. En ze deden het goed, die druiven. Mooie trossen, deels rijp, met een muskaatachtige smaak en een gezonde glans op het gelaat…

Ellen wilde er onmiddellijk jam van maken maar dat vond ik dan weer wat overdreven. We hadden nog zoveel vruchtdragende stokken thuis, en potten jam te over. Uiteindelijk bereikten we een compromis. De druiven mochten nog een paar weken rijpen. Waren ze dan nog niet opgevreten door de vogels dan zouden ze in onze jampan belanden. Fair enough…

© paul

 

Parelhoen in rode wijn met paddenstoelen…

Parelhoen in rode wijn met paddenstoelen...

Ik heb zin in kip vanavond, zei Ellen, voordat ze op die mistige ochtend de voordeur achter zich dichttrok. Ik riep nog zoiets als: komt voor elkaar, maar ze was al verdwenen. Ik was er van overtuigd dat er nog kippenbouten op voorraad waren, maar dat bleek dus even anders uit te pakken. Een soepkip lag er nog, en kleine poussins om te vullen. Maar geen billen, vleugels of andere stukken kip die ik geschikt achtte voor onze avondmaaltijd. En er was even geen mogelijkheid om elders een en ander aan te schaffen in de kwaliteit die me voor ogen stond. Wel lagen er twee parelhoenbouten. Ik heb die dan maar uit de vriezer genomen; prima vlees en ook nog een beetje familie van de kip, nietwaar…

.Er zijn een boel kiprecepten die ook geschikt zijn voor parelhoen, maar het leek me aardiger om een parelhoenrecept te zoeken. Ik kwam uit bij De Smaken van Italië van Claudia Roden. Een niet al te ingewikkeld recept, voor mij goed te doen: Parelhoen in rode wijn met paddenstoelen. Ik moest het recept een beetje herschrijven omdat ik niet alles in huis had van wat Mevrouw Roden voorschreef. Ik geef je het recept zoals ik het maakte. Het gerecht dient twee personen.

  • 2 parelhoenbouten,
  • 1 ui,
  • 4 plakken rauwe ham,
  • 100 gram paddenstoelen,
  • 2 deciliter rode wijn,
  • 2 eetlepels armagnac,
  • 2 takjes verse rozemarijn,
  • boter,
  • olie,
  • bloem,
  • peper, zout.

Wrijf de bouten aan beide kanten in met versgemalen peper en zout. Bestuif ze dan met bloem. Verhit de olie en een klont boter in een braadpan. Bak vervolgens de bouten aan beide kanten bruin. Even flink aanbraden en dan 10 à 15 minuten op een laag vuurtje. Keer de bouten een paar keer om. Wanneer dat gebeurt is haal je de bouten uit de pan en zet ze warm weg, Doe nu de gesnipperde ui  en de in reepjes gesneden rauwe ham in de pan en laat dat op laag vuur sudderen, ook weer een minuut of tien. (Let op dat de uien niet te hard gaan, verbrand is verbrand en je kunt opnieuw beginnen!) Wanneer de ui goed is leg je de stukken parelhoen weer in de pan, giet er de wijn en armagnac bij en de takjes rozemarijn. Een flinke zwieper met de pepermolen is op zijn plaats. Laat het geheel nu 20 minuten stoven met de deksel op de pan. Voeg daarna de in plakjes gesneden paddenstoelen toe en laat het gerecht nog een goede 15 minuten stoven. Indien de saus te dun is, laat hem dan even inkoken. Dien op.

  • Opmerking:
  • Het vlees was na de bereidingstijd gaar, maar niet botermals. Volgende keer zal ik langer stoven.
  • In het oorspronkelijk gerecht gaat er ook tamme kastanje bij, dat zal ongetwijfeld binding geven aan de saus. In mijn geval moest ik even flink inkoken om de gewenste dikte te krijgen.
  • Ik had gehoopt mijn eerste maaltje boleten te plukken, maar op mijn vaste plekjes was nog niks te bekennen. Ik gebruikte dan maar kastanjechampignons. Ook lekker…

© paul

Druivenoogst…

druivenoogst 2015

De druivenoogst is begonnen. In de Bourgogne, in de Elzas, aan de Luxemburgse Moezel. En dus ook in onze tuin…

We hebben vijf stokken geplant, al een jaar of twintig geleden. Ze staan ideaal op de noordzijde van een ommuurde tuin; ze profiteren optimaal van de zon en de verzengende warmte van hun beschutte standplaats. Aan de voet van de stokken deponeren we de oesterschelpen die overblijven na weer eens een slemppartij. De schelpen verweren en vallen langzaam uiteen onder invloed van de elementen en bodem is intussen doordrenkt van oesterkalk. Ze doen het goed, onze wijnstokken…

Al jaren gaat het erover hier in huis, welk ras we nu eigenlijk hebben staan. De Vroege van der Laan of Boskoops Glorie, een van de twee moet het zijn. We weten het niet. Vorig jaar haalden we een goede veertig kilo druiven af, dit jaar hebben we de opbrengst niet gewogen. Het lijkt meer te zijn.druivenoogstDe vruchtjes kleuren prachtig, ze zijn zoet en smakelijk. En zoals elk jaar zijn ze niet allemaal tegelijk rijp. De beste oplossing zou zijn alles nog een tijdje te laten hangen, maar dat levert risico op. Legendarisch is het jaar dat we besloten om pas heel laat te oogsten. We hadden er visioenen bij van doorgerijpte, superzoete vruchten vol druivensuiker en de geweldige gelei die je daar van kunt maken. Tot dan die troep spreeuwen even neerstreek om te foerageren voordat ze zich voegden bij de miljoenen soortgenoten die zich verzamelden in de Grote Peel, ten einde de jaarlijkse wintertrek te beginnen. In een stief kwartier kwam er een einde aan onze illusies.

Enfin, we hebben geoogst en Ellen heeft de opbrengst intussen verwerkt in jams, chutneys en sappen. Er zal nog een keer geoogst worden en ook dat fruit wordt verwerkt. De rest is voor de vogels…

© paul

Aglino….

Aglino...

De schappen in de groothandel waren afgevuld met kazen en kaasjes, maar de meeste kende ik wel. En trouwens, thuis was mijn eigen schap ook goed gevuld, er was dus geen enkele reden te bedenken om kaas in te slaan. Tot ik dan dat vreemde kaasje zag liggen. Een klein kaasje met ouderwets touw opgebonden. Aglino heette het, ik had er nog nooit van gehoord. Ik vroeg de kaashandelaar om uitkomst, maar behalve een paar vage algemeenheden wist die me niet wijzer te maken. Ik schafte me dan toch maar zo’n dingetje aan.

Thuisgekomen zocht ik onmiddellijk in de kaasatlas naar de oorsprong van het kaasje, maar ik vond er niks over terug. Ook de informatie op het wereldwijde web leverde slechts pover gegevens. Enfin, dit is wat ik weet…

Het kaasje komt uit Piemonte, die noordelijke streek in Italië. Het wordt gemaakt van gepasteuriseerde koemelk. Het gewicht is ongeveer 125 gram, maar mijn exemplaar was al aardig doorgerijpt.  De moeten in de wand wijzen erop dat het touw in een eerdere fase in de kaas heeft gesneden. Het zal dus oorspronkelijk groter en zwaarder geweest zijn. (Kaas verliest vocht, en dus volume tijdens het rijpingsproces..).

De naam Aglino betekent vrij vertaald zoiets als kleintje knoflook. In de zuivel is dan ook knoflookpoeder verwerkt, zij het in geringe mate. Die zuivel is oorspronkelijk blank en middelhard, maar het rijpingsproces heeft de kaas harder en donkerder gemaakt. De korst ruikt naar paddenstoelen, een schimmelkorst dus. De smaak is notig en een tikje zuur, van de knoflook bespeur je slechts heel weinig. Over het geheel genomen is de smaak erg mild.

‘n Aardig kaasje om weg te knabbelen bij wijze van dessert, het zal menigeen bevallen. En hoewel ik uiteindelijk een meer robuuste smaak prefereer had ik best schik in deze kleine knoflook.. Intussen begrijp ik dat de productie op microschaal plaats vindt en de uiteindelijk opbrengst heel klein is. De kaas komt nauwelijks Italië uit…

Laten we wel wezen, een zo zeldzaam kaasje moet je toch ooit geproefd hebben.

© paul

Flammekuche mit Blutwurst…

Flammekuche uit de Pfalz...

Het gebouw lag een paar honderd meter buiten het wijndorp Wachenheim aan de zoom van het Pfälzer Wald. Slechts een smal pad ernaartoe bleek geplaveid, verder was de omgeving een grote zandbak met hier en daar een oase van grind. Dat gold ook voor de Bierstube, die verder overschaduwd werd door een linde, een kastanje en twee eiken. De reusachtige bomen hadden een groot deel van de vorige eeuw meegemaakt. Onder de bomen stonden verveloze tafeltjes en stoeltjes, bij wijze van terras.

Een café kon je het niet noemen, eerder een uitspanning. Een veredelde houten keet, een soort verkennerijblokhut, maar dan van enige omvang. Het grofstoffelijk meubilair bestond voornamelijk uit houten banken, grove tafels en een enkel bankstel. Een soort jongerencentrum voor vijftigers dus. De toiletten waren blinkend schoon…

De ene kopse kant van de ruimte werd gevuld door een enorme open haard, over de breedte van de andere strekte zich een ouderwetse toog uit. Die toog was evenwel zelden bemand, de kasteleinse had haar bezigheden voornamelijk in de aanpalende keuken. Drank en voedsel konden dan worden besteld via een luikje en werden ook door dat luikje uitgeserveerd. Er hing een handgeschreven bordje boven: géén bediening op het terras. Het deed allemaal onduits aan, maar ik voelde me er direct thuis…

De kasteleinse bakte Flammekuche, dat was haar voornaamste bezigheid. Nagenoeg alle gasten maakten gebruik van haar kunnen, en aangezien het terras vol zat wilde het zeggen dat de vrouw permanent in de keuken stond. Naast de klassieke varianten van de Flammekuche  serveerde ze er een met bloedworst. Het was me een ware openbaring.

De bloedworst die ze gebruikte, een Pfälzer variant, leek wel op onze bakbloedworst. Misschien was hij iets steviger. Naar de romige ondergrond heb ik haar niet gevraagd, maar die smaakte zoals thuis, dus dat zou zomaar kwark en crème fraiche kunnen zijn. Eigenlijk, vertelde kasteleinse, hoorde er ook zuurkool bij als ondergrond, maar die was al dagen op. In plaats daarvan gebruikte ze uienringen. Spekjes erbij en lente uitjes en je Flammekuche was compleet.

Ik at het die warme zomeravond voor het eerst, en de avond daarop weer, en weer… Ik kon er geen genoeg van krijgen. Intussen ben ik ervan overtuigd dat het gerecht thuis gemakkelijk is na te bakken. Onze bloedworst leent zich er wel voor, mits heel dun gesneden.

Ellen beschreef al verschillende keren hoe zij haar variant maakt. Onder andere vind je het recept en de beschrijving onder Flammenkueche (Elzas)… De Pfälzer variant (Flammekuche) staat op mijn verlanglijst.

© paul