Toen ik in Praag studeerde gaf het voortdurend verwarring. Mijn voorkomen was dat van een Oost-Europeaan. Men herkende in mij een stadgenoot, een Hongaar, een Oost-Duitser. Kwestie van de foute spijkerbroek, de shabby jas en het belabberde kapsel. Pas wanneer ik mijn mond open deed kwalificeerde men mij als “vreemdeling”. Enfin, ik geef toe dat het sindsdien nauwelijks beter is geworden…
Vanochtend was het moment om de jacht op de Paddenstoel te openen. Ik had al exemplaren zien staat in de Hoef, een soort parameter. Staan ze hier, dan staan ze ook op mijn eigen stekken.
We liepen ons laantje en werden niet teleurgesteld. Ze stonden er, het Eekhoorntjesbrood, en ook die waardevolle neven en nichten. We plukten een mooi maal en meer.
Speurend langs de eikendreef werden we achterop gereden door een klein Volkswagentje. Pools nummerbord, Poolse vrouwtjes achter het stuur. Ze zagen ons doende en snapten meteen waar het over ging. Paddenstoelen! Ze toeterden en staken haar duim omhoog. Veel geluk bij de jacht.! Kennelijk zagen ze landgenoten bezig met hun nationale sport. We groetten terug.
Bij ons volgende laantje was een Nederlands bedrijf doende een nieuwe stal te plaatsen. Kennelijk waren de drie dakdekkers van Poolse origine. Ze zagen ons bezig en begonnen enthousiast naar ons te schreeuwen.
Ik verstond er natuurlijk niks van, maar ze hebben ongetwijfeld bedoeld dat ze ons voorbeeld zouden volgen, zo gauw het weekend daar was. Ze lachten er uitbundig bij.
Onze medelanders weten hoe het moet met die paddenstoelen. En ze weten ook waar ze staan. Polen zijn er meesters in. Ze doen dat thuis al duizenden jaren. En we gunnen ‘t ze het van harte. We zijn alleen zo benieuwd wat ze er mee doen, met onze paddenstoelen…
c paul