Het is prachtig weer, de buitentemperatuur is zo’n 20 graden hier. Ik heb zin om een wandeling te maken en daarna een stuk appeltaart te eten. Dat zijn zo van die dingen die bij elkaar horen.
Voor een dichte appeltaart van Wener deeg;
250 gram bloem
200 gram boter
125 gram fijne suiker
mespuntje zout
2 eidooiers
Zeef de bloem op het werkblad en maak een kuiltje in het midden. Snijd de boter in kleine stukjes en verdeel ze over de bloem, bewerk ze met je vingertoppen tot ze zacht zijn. Voeg de suiker toe en het zout en werk dit door de boter. Voeg de eidooiers toe en meng alles zorgvuldig met de bloem.
Kneed nu snel tot je een mooie deegbal hebt en zet die onder folie een uurtje in de koelkast.
Bestrooi het werkvlak met bloem en rol de deeglap snel uit. Bekleed de bodem en randen van een ingevette springvorm met het deeg. (bewaar een plak voor de bovenkant)
Voor de vulling;
4 á 5 goudreinetten
1 handvol geweekte rozijnen
2 á 3 eetlepels honing
snuifje kaneel
Schil de appels en snijd ze in plakjes.
Strooi er de rozijnen over en het kaneelpoeder.
Druppel de honing erover en sluit de taart met de tweede deegplak.
Prik met een vork wat gaatjes in de bovenkant zodat er wat stoom kan ontsnappen.
Bestrijk het gebak met een losgeklopt ei.
Bak de taart op 200 graden ongeveer 1 uur.
Zo, de taart is klaar, we hebben heerlijk gewandeld en daarna de appeltaart gegeten. Een prima besteding van een zonnige dag.