Het is haar keuken niet, zegt ze. Toch weet ik haar door geraffineerd zeuren met de regelmaat te bewegen tot het bereiden van een Aziatische maaltijd. En ondanks haar vermeende gemis aan affiniteit met de keukens van China en Indonesië mag het resultaat er altijd weer zijn. Mij doet het in ieder geval heel authentiek aan.
Vrijdag was het weer eens zo ver. Ellen maakte rundvlees met boemboe roedjak. Een stoofgerecht waarbij het papje van de foto mede de basis vormt. Uiteindelijk wordt het papje met het vlees en nog andere ingrediënten gaar gesmoord in met kokos verrijkte bouillon. Daarbij kool, ook in santen (kokos) en wat bijgerechtjes uit de winkel (o.a.emping). En natuurlijk rijst.
De meeste ingrediënten hebben we overigens altijd in huis, simpelweg omdat ze, onder een andere naam, ook in andere wereldkeukens gebruikt worden. En een paar typisch Indonesische en Chinese zaken hebben we in kleine hoeveelheden op voorraad, voor het geval dat…
Voor mij betekende een en ander dat ik weer eens aan het ouderwets handwerk werd gezet. Het oelekken. Het lijkt gedoe, maar ben ik even bezig dat vraag ik me steevast af waarom ik het niet veel vaker doe. Het is zo eenvoudig je eigen sambals te maken en de variatie is eindeloos. Sambals kun je in een schone pot enige tot geruime tijd in de koeling bewaren, afhankelijk van de grondstof. En het is zoveel lekkerder, dat zelfgemaakte.
Het prutje hierboven bevat uien, knoflook, sambal trassi, laos, suiker en zout. De kemirinoten ontbreken, die hadden we even niet in huis.
De Tjobèk is en blijft een wondergereedschap, een godsgeschenk. Ik schreef er hier al over.
© paul