Een goede week geleden reed ik bij toeval langs mijn oude HBS. Normaal kom ik daar nooit, ik heb er niks te zoeken. Het gebouw aan de straatkant was niet veranderd, al veertig jaar niet.
Ik stopte, zette de auto langs de kant van de weg en stapte uit. Het hoeklokaal op de eerste verdieping, dat was de martelkamer van mijn pubertijd. Ik zat er in de laatste bank van de klas, aan de raamkant. En naast mij zat Lajos Luiff.
Twee te dikke pubers in de verste uithoek van de school.
Lajos was met zijn ouders en broertje uit Hongarije gekomen, op de vlucht voor de Russische agresssor. Het gezin had het dubbel moeilijk: niet alleen had vader Luiff zich actief bezig gehouden met het verzet tegen de gevestigde macht, het feit dat het gezin Joods was maakte de zaken nog een stuk gecompliceerder.
Lajos bracht altijd dikke boterhammen mee die hij dan heimelijk opsmikkelde tijdens de lessen. Mooi donker brood, besmeerd met roomboter, en daar tussen rode, groene danwel gele slierten groente. De geur stond me onmiddellijk aan en ik zeurde dan ook net zo lang tot ik mocht proeven. Een smaaksensatie die ik in het geheel niet kende openbaarde zich. Ik vond het heerlijk. Ik proefde voor het eerst van mijn leven paprika.
Vreemd genoeg viel Lajos voor mijn boterhammen met pindakaas, zodat we tot een overenkomst kwamen. Ik de paprika, hij de pindakaas. Dat heeft geduurd tot ik aan het einde van het schooljaar van van de HBS werd verwijderd. Ik heb Lajos en zijn broertje daarna nooit meer gezien. Hij schijnt in de advokatuur terecht te zijn gekomen, niet eens zo ver van mijn huidige woonplaats. Zijn broer is makelaar.
Vandaag is het op de dag af vijftig jaar geleden dat de Hongaarse opstand uitbrak. Een paar dagen daarna raakte het gezin Luiff op drift.
Ik putte voor dit logje uit mijn geheugen, ik heb niks onderzocht of nagetrokken.
© paul