Ik koester ze met zorg. Die momenten met carnaval dat het even stil is in huis. Op de keper beschouwd zijn dat alleen de vroege ochtenden. Tussen de rommel van de vorige avond, met een kop koffie en de ochtendkrant aan de keukentafel. Ellen slaapt, hond Max doet alsof… Hij is op z’n hoede, elk moment kan die bende weer binnenvallen en dan is het gedaan met de rust… Ik weet wel beter. Het duurt nog uren voordat de sereniteit van de ochtendkeuken aan diggelen wordt gezongen.
Ik fludder wat door het wereldnieuws, eerlijk gezegt kan het me even allemaal gestolen worden. En dan stuit ik in het regio-catern op een levenbericht uit ons dorp. En verdomd, het gaat ook over het Ministerie.
We hebben dat te danken aan een fan van het eerste uur. Onze trouwste fan overigens (of was dat toch Nieta Br?). Enfin, we hebben het aan Wim te danken, die vermelding in de krant. Hij stelde onze Jongste Bediende voor aan het jounrnaille van Dun Buil. En hij stak tevens zijn geblutste loftrompetje over ons Ministerie.
Die Wim Ziet er overigens met carnaval altijd een beetje smerig uit. De rest van het jaar valt het best mee. Ik moest moeite doen om een “gave” foto te vinden. Het kan er zo mee door, lijkt me. Verder toon ik je nog een impressum van de zure maaltijd van gisterenavond en dan hang ik mijn lier in de wilgen.
Tijd om de soep voor vanavond af te maken, mijn onderscheidingen bij elkaar te zoeken en mijn consumptiebonnen te tellen.
Tot morgen lezer…
paul