Het was so-wie-so een weekend van slachtafval en onkruid. (Wat staat dat er lekker provocerend!)
We aten kalfslever, black pudding, pensworsten en varkenspasteitjes. Brandnetels in de risotto en wilde majoraan bij de gestoofde kwartels. De braamstruiken woekerden als nooit te voren, maar ook nooit heb ik ze zo overdadig zien bloeien als dit weekend.
We waren dus in Luxemburg.
We hadden geen mondvoorraad bij, dus wipten we op de heenweg even binnen bij een plattelands-super op de grens van België en Luxemburg, om het meest noodzakelijke in te slaan. Wat wijn, wat brood, room voor in de koffie, spek voor bij de eieren, blikje voor de hond. Een paar stuks fruit en een trosje tomaten. Dat zou volstaan voor het ontbijt van de volgende ochtend. Vanavond gingen we uit eten.
In het voorbij gaan zag ik pensworstjes in het schap, van de boerderij. Ik kon ze niet laten liggen.
Evenwel aangekomen op onze stek ontbrak het me aan alle lust om nog een voet te verzetten. Ik kwam uit de nachtdienst en was ongeveer vierentwintig uur op. Zelfs een bezoek aan Zheng kon ik niet meer opbrengen.
Wél moest er nog gegeten worden…
Ellen improviseerde dan maar een spaghettischotel.
Ze sneed de witte pensen in schijfjes en bakte ze met wat wilde majoraan. Flink peper erbij en een scheut room. Terwijl dat potje even sudderde kookte ze goede spaghetti.
Ze stortte alles in een schotel en onze maaltijd was klaar.
Nou heb ik doorgaans weinig te klagen lezer, maar deze schotel leverde me een pastamaaltijd zoals ik al weer tijden had moeten ontberen.
Zo verschrikkelijk lekker…
En een geheel nieuw recept: Spaghetti met pensen!
© paul