Gifgroen en mierzoet, zo oogde het ten minste. Het was Jeanne die het ontdekte in een plaatselijke herberg tijdens ons verblijf in het Sauerland. En het bleef niet bij dit ene borreltje, want iedereen wilde wel een slokje proeven, en dan is zo’n glaasje zo leeg. Het bleek wodka te zijn, op smaak gebracht met Lievevrouwenbedstro. De Duitse naam voor het kruid is Waldmeister.
Het Ministerie is gek op Waldmeister. We vinden de typische smaak lekker, en de toepassingen staan ons wel aan. We mochten al enthousiast schrijven over de Maitrank of Meiwijn en we hebben met veel plezier onze eigen variant gebrouwen. Het Waldmeisterijs was ook heel bijzonder, maar dan toch in tegengestelde zin.
Op de terugreis wisten we een fles te bemachtigen en thuisgekomen werd er meteen geproefd en gekeurd. Het heet wodka te zijn, maar het is in feite wodkalikeur. Het alcoholpercentage is een procent of twintig. De smaak is ook écht mierzoet, maar niet beroerd. Het typische van Waldmeister voert de boventoon. Het blijkt een aardige borrel om een maaltijd mee af te sluiten, maar ook als aperatief kan het prima dienst doen. Één enkel borreltje maar, het is té zoet om lekker door te tutteren.
© paul