Het gaat nu even niet om die wijn. Nee, over dat glas wil ik het hebben.
We hadden er vier, er is er sinds kort nog één over. Ik vertel je natuurlijk niet wie het voorlaatste exemplaar deed sneuvelen, maar ze deed het in ieder geval niet expres.
In het jaar negentienvijfentachtig verbleef het Ministerie enige maanden in Praag. Omwille van studiedoeleinden. We kampeerden in de oude bus van Jan en Ans, zomaar ergens in een jaren dertig wijk in het hoge gedeelte van de Tsjechische hoofdstad. Dat kon, dat mocht. De buurt voorzag ons van van elektriciteit en water, en ‘s avonds kwam er regelmatig bezoek. Een goedlachs en nieuwsgierig volkje, die Pragers.
Tijdens een vermoeiende rondrit door de stad kwamen we de glazen tegen. (Je komt in Bohemen altijd glazen tegen.) Ellen zal zeggen dat het in Karlstein was, onder het Slot van Kafka, maar daar geloof ik niks van. Dichtung und Wahrheid, ik ben er goed in.
Ik viel meteen voor de vorm, ook al heb ik het doorgaans niet zo op “oud” design. En ik vind dat resterend exemplaar nog steeds het mooiste glas in huis. Het doet me onweerstaanbaar en altijd weer denken aan de nadagen van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie. Een K.u.K glas in zuiverste vorm zogezegd. Echt Boheems kristal, dat ook nog!
Het wordt tijd om weer eens af te reizen naar Bohemen. Misschien vinden we dan iets wat hier op lijkt. En dan kan ik meteen nog een paar van die aarden bierkruiken aanschaffen. Die sneuvelen ook bij het leven…
Mooi glas! Ik houd van deze vorm. Als het dan ook nog Boheems is én gevuld met het vocht uit de fles die erachter staat, ach, dan is één glas eigenlijk voldoende 😉