Ergens in de namiddag rinkelde de deurbel. Alex van Ans stond aan de deur. “Ach, hallo, kom binnen…” “Nee, druk, druk, druk, moet verder, kwam even wat afgeven…” Het bleek een stukje Pecorino te zijn, meegebracht uit Italië. We waren aangenaam verrast.
Mooie kaas is dat, die Pecorino. Vroeger, toen ons dorp nog een echte kaasboer had, kochten we hem regelmatig. Het is schapenkaas en hij wordt in verschillende delen van Italië gemaakt. Hij kan scherp zijn en hard, maar ook half-hard en mild. Hij kan uit Sardinië komen, of uit Lazio, Umbrië of Toscane. De plaatselijke of regionale verschillen zijn legio.
Dit kaasje was gewassen met de most van ??? (Alex noemde de wijn, maar ik ben het even kwijt.) Bij aansnijden bleek dat de kaas ook met most was geïmpregneerd. De mildheid van deze Pecorine deed vermoeden dat hij uit Umbrië of Toscane kwam. De kaas was half-hard, en mooi rul van stuctuur. Deze variant was bij uitstek geschikt om te eten als toegerecht, en dat hebben we dan ook gedaan.
Pecorino heeft altijd een uitgesproken smaak, vaak zout en scherp. Daar is niks mis mee hoor. Het maakt de harde Pecorino’s tot uitstekende kazen om te raspen of anderszins te gebruiken in de keuken. Bij deze half-harde, milde variant is de scherpte naar de achtergrond gedrongen. Vol is de smaak en zoet. En de toevoeging van de most blijkt een heel gelukkige combinatie op te leveren. Een heerlijk kaasje. Niet mee koken, lekker zo oppeuzelen!
© paul