Worstjes? Ik verzamel ze!
Ik maakte je al eerder deelgenoot van mijn liefde voor worsten en worstjes. Kom ik ze tegen, en heb ik maar enigszins het idee dat ze
kwaliteit hebben, ik zal ze aanschaffen. En door de jaren heen weten de vrienden
en vriendinnen mij in mijn hobby te ondersteunen. Altijd is er wel iemand die
tijdens de vakantie of op een “grote” reis iets voor me op de kop tikt. Ik zeg
dank en laat het me smaken…
Zorgvuldig liet ik de plastic zak door het huis slingeren, ik had de opdruk
van naam en adres nodig om dit artikeltje te schrijven. En zo zwierven er nog
wel wat “aantekeningen” door het huis.
Tot Ellen het zat was en duchtig
opruimde.
“Ook die plastic zak uit Trier?” “Ja, ook die plastic zak uit
Trier!”
Ik rommelde wat mismoedig in het kastje met oude tassen en ander
verpakkingsmateriaal, maar het was tevergeefs…
Wel kwam ik weer van alles
tegen dat te samen tot de start van een nieuwe verzameling zou kunnen
leiden.
En zo ging het altijd. Ik ben een notoire verzamelaar, zo een die
binnen de kortste keren verzuipt in zijn eigen rotzooi.
Met die worstverzameling gaat het overigens anders. Die vernietig ik zelf,
simpel door ze op te eten.
Vorig jaar at ik de laatste vakantieworst rond 7
september, dit jaar twee dagen later.
We waren vandezomer een paar maal in Duitsland, hét worstenland bij uitstek.
Ruim 300 soorten worden er Bundesweit aangeboden. Van eenvoudige knackwost tot
hoogst delicate worstjes van wild en truffel.
Ik loop me er altijd weer te
vergapen.
De worstjes van de foto vond ik in Trier, de meest noordelijke keizerstad van
het Romeinse Rijk, en toch o zo Duits. Karl Marx werd er geboren.
Naam en
adres van de slager zijn nu dus even zoek, en zo ook de namen van de worstjes.
Maar enkele details weet ik me nog te herinneren.
Sta je met je rug naar de
Porta Negra en loop je richting de oude binnenstad dan passeer je na een goede
vierhonderd meter aan je linkerkant een klein slagerswinkeltje met een twee
kleine uitstalramen. Het linkse ligt vol gestapeld met worsten.
De worsten
maken ze zelf, en dat doen ze al een goede twee honderd jaar. Ze gebruiken het
vlees van scharrelvarkens uit de Eiffel.
Het worstje op de voorgrond, dat vierkante, oogt het minst spectaculair. En
de smaak heeft wel iets weg van een doorsnee bierworstje. Behalve dan dat het
milder, voller en sappiger is. En écht bijzonder is de toevoeging van anijs aan
de farce.
Linksachter ligt het restant van wat een respectable bloedworst
was. Mild, sappig, tikje lever en veel marjoraan. En veel spekjes erin, die door
de tijd de smaak van de andere ingrediënten helemaal hebben opgeslobberd. Een
beste bloedworst.
Die wat grauwe, grijzige worst rechts, dat is er zo een die
ik bijschrijf in het Grote Boek van Wereldwosten. Waarlijk één van de culinaire
hoogtepunten van dit jaar. (“Worst als culinair hoogtepunt?” “Jazeker lezer,
worst als culinair hoogtepunt!” )
Er zit flink wat lever in, en nog andere
“Innereien”. Verder mager varkensvlees en een beetje buikspek. Heel licht
gerookt werd de worst, en daarna gedroogd. De smaak is veredeld met kruiderij,
maar ik durf niet te gokken wat het is.
De worst is wat rul, maar heel
sappig. De worst leent zich er, geloof ik, niet voor om ergens in te verwerken.
Gewoon zo eten, al dan niet met een stuk brood.
Het is niet zo erg dat ik naam en adres van die Worstenkoning kwijt ben. Ik
weet waar hij woont en ik zal hem nog vaker bezoeken. Wij komen regelmatig in
Trier, het is er goed toeven.
Je eet er uitstekend en ze branden er eerste
klas spiritualiën. Een deel van de jaarlijkse wijnopberngst van de Moezel wordt
er verhandeld en je kunt op talloze plaatsten snoepen van de nieuwe oogst. Er
zijn wijnfeesten en er zijn appelfeesten, er is een indrukwekkend Gallo-romeins
museum.
Trier is een flaneerstad, een slenterstad én, ik zei het al, Karl
Marx werd er 190 jaar geleden geboren. Zijn huis staat er nog.
© paul