Gisteravond speelde de Dogtroep zijn laatse voorstelling.
Zijn laatste voorstelling ooit… Het gezelschap wordt ontbonden. Drieëndertig
jaar verzorgde de Dogtroep theatervoorstellingen “op locatie”, zowel in ons land
alsook op elk groot theaterfestival in Europa. Er valt een hoop te zeggen over
dat vermaarde gezelschap, maar daarover kun je beter zelf lezen, op internet, in
de VPRO gids van afgelopen week, of in het zojuist verschenen boek 33 jaar
dogtroep
Het Ministerie maakte in ieder geval de voorlaatste voorstelling mee, Jan en
Ans waren er ook bij, afgelopen donderdag. In een uithoek van de havens van
Amsterdam, in de open lucht, in de stromende regen. En niet een beetje regen,
maar ware hoosbuien, afgewisseld met miezertjes. Droog was het geen moment. Het
deerde het publiek niet, iedereen was erop gekleed. En wat belangrijker was, het
deerde ook de spelers in het geheel niet. Niet de ballerina in haar tututje,
niet de roeier in zijn blote bast, niet het meisje zonder benen in het
vliegtuig, niet de alsmaar langstrekkende fanfare, niemand deerde het. Men
speelde alsof het een “midzomernacht” betrof. Ach ik zou er uren over kunnen
vertellen, en ik deed het ook al tegen deze en gene die het wilde horen. Maar
daar gaat dan dit web-log weer niet over…
Ons arrangement voor de avond bestond niet alleen uit de voorstelling en een
reis over het water per ingehuurd veerpont, er was ook voorzien in een maaltijd.
Een maaltijd, te genieten op de NDSM-Werf, samen met nog vierhonderd gasten.
Daartoe was speciaal een loods gebouwd, groot genoeg voor zo’n gezelschap. Het
is een huzarenstuk om al dat volk tegelijk aan het eten te krijgen, zeker
wanneer er warme gerechten aan te pas komen. Maar het lukte wonderwel. En ook
het uitserveren van de drank liet niets te wensen over, snel en accuraat als het
was.
Alle gasten werden verzocht plaats te nemen aan lange tafels en banken.
Meubilair, gebouwd van stijgerplanken, mooi, zwaar en solide uitgevoerd. Op de
tafels lagen broden klaar om gesneden te worden, ieder kon zijn gang gaan.
Daarbij werd verse pesto en uienconfituur geserveerd. De broodmessen waren aan
de botte kant, zodat al snel hompen brood werden gebroken en verdeeld. Iedereen
vond het best.
Het voorgerecht zie je op de kopfoto van dit artikel. Een Herfstslaatje met
gefrituurde tomaat en basilicumijs. De combinatie van warm en ijskoud werd niet
door iedereen gewaardeerd, ik vond het lekker. Basilicumijs aten we niet eerder,
het was heel verrassend.
Het hoofdgerecht bestond uit een Brochette met pompoenfondue. Jan en Ans
kozen voor vis en schaaldieren, Ellen en ik voor vlees. Twee stukjes beef,
kippenvlees, een prima worstje én, een mooie knoedel bloedworst, omwikkeld met
spek. Men had me geen groter plezier kunnen doen. Tegenover mij zat een klein
meisje. De beef liet ze liggen, maar de bloedworst smikkelde ze smakelijk op.
“Zie je wel,” dacht ik, “het komt heus wel goed met de jeugd van Nederland.” Er
kon overigens ook gekozen worden voor een vegetarische brochette. De
pompoenfondue deed recht aan vlees en vis.
Het nagerecht bestond uit Mascarponetaart met dadels in wijngelei, overgoten
met chocolade. De wijngelei werd er ter plekke op gecaramelliseerd en de koks
legden aan de tafels de laatste hand aan het gerecht door de taartjes te
overgieten met warme chocolade.
De maaltijd werd afgesloten met gloeiend hete kruidenthee, alles vers en
dampend.
Gaande de maaltijd reed het huisorkest op een bakfiets langs de tafels,
geflankeerd door een aantal danseressen. Na het eten trok de Fanfare door de
loods. Ieder werd verzocht om achter de muziek aan te sjouwen, naar buiten, over
een donker, verlaten dokkenterrein. Op weg naar een klaarliggend veerpont, op
weg naar de voorstelling…
Bestek en “borden” waren van hout. Het bestek zat opgeborgen in grote metalen
gereedschapskisten. Dat alles omwille van de couleur locale en als een
vingerwijzing naar het komende theaterstuk. Een beetje flauw misschien, maar het
stoorde niemand. Ook het feit dat je met een hoop vreemden aan tafel zat en min
of meer van elkaar afhankelijk was om de maaltijd goed te laten verlopen vormde
geen bezwaar. Over het algemeen heb ik een bloedhekel aan boertige leut en
opgeklopt gezelligdoen te samen, maar hier klopte alles wonderwel. Dat was dan
toch het verschil tussen de gebruikelijke kitsch en wel doordachte kunst.
De maaltijd werd verzorgd door Arend en de Leeuw,
Ceteraars in de creatieve industrie. Chapeau voor de
keteraars.
© paul