Al veel te lang ligt de schrijverij op het Ministerie nagenoeg stil. En alle goede voornemens ten spijt schiet het niet echt op met nieuwe artikelen. Niet dat er niks te melden zou zijn, want dat is er wel. Maar op een of andere manier eisten chaos en drukte hun tol. Enfin, laat dit een hernieuwde poging zijn om de draad weer op te pakken.
Onze uitgeklede naam voor het snoepgoed is noga. De échte naam in de westerse wereld is echter nougat, en liefst nog nougat de Montélimar, naar de gelijknamige stad die de bakermat zou zijn van het goedje. De Franse (mogelijk de Occitaanse) benaming is echter weer een afleiding vanuit het Latijn. Nux gatum heet het dan en het betekent niks anders dan notentaart…
Rond het hele Middellandse Zeegebied komt men notentaarten en notentaartachtige snoep tegen, en al heel lang. Er zijn beschrijvingen van receptuur voorhande uit het Bysantijnse Rijk die lijken op de noga zoals wij die kennen. Maar ere wie ere toekomt, de fijne Noord-Europese nougat komt van Montélimar in Zuid-Frankrijk. Op menig zuurstokkentent op onze kermissen zie je het nog trots vermeld staan: Originele Nougat de Montélimar…
De benodigdheden voor noga zijn honing én suiker, geklopt eiwit, geroosterde noten en eventueel gedroogde vruchten. Verder worden er al dan niet natuurlijke kleur- en smaakstoffen in verwerkt. Hoe je de ingrediënten verwerkt bepaalt of je harde of zachte noga krijgt.
Het is een kwestie van smaak, maar die zachte noga, artisanaal gemaakt in een klein atelier, dat levert écht iets op. De brokken die je voor een grijpstuiver koopt in de supermarkt vallen daarbij volkomen in het niet. Heb je eenmaal de smaak van échte noga te pakken, dan wil je nooit meer anders. Échte noga is aardig aan de prijs, maar wat maakt het uit… Van échte noga snoept men nu en dan een brokje, terwijl de industrienoga zich slechts leent om zaksgewijs weg te kanen in tijden van tegenspoed.
De noga van de foto kochten we bij een kleine chef patisseur. Hij stond met zijn kraam trots te wezen op een braderie in het plaatsje Differdange, onder de rook van Luxemburg-stad. Honing van zijn eigen imker gebruikte hij. En de nootjes waren zelf geroosterd, de eieren biologisch, de kleurstoffen natuurlijk en zo nog een en ander. Het is natuurlijk onmogelijk om dat alles op waarheid te controleren, maar zoveel is zeker, zelden snoepten we zulke lekkere noga…
De foto hieronder schoot Ellen een jaar of tien geleden in Beaune, de Wijnhoofdstad van Bourgondië. Een hele trits pontificaal uitgestalde nougattaarten in de etalage van een stokoude patisserie, midden in het centrum van het stadje. We waren helaas toen niet in de gelegenheid om van de taarten te proeven. Misschien moeten we eens terug…
© paul
Heerlijk spul! In Frankrijk in een restaurant aten we eens nogaijs ook erg lekker en ik maak het sindsdien zelf met veel succes.