Op de hoek bij het eerste huis in de kom van Septfontaines (Lux) staat een enorme Saliestruik te groeien. De tuin ligt een stuk boven de weg, zodat de takken van de struik ook mooi afhangen, en ‘s zomers bloeit-ie overdadig. De struik stond er al toen we voor het eerst in Septfontaines kwamen, en dat is toch alweer zo’n vijfentwintig jaar geleden.
Het huis, een voormalige boerderij, behoorde tot voor kort aan een Italiaanse familie wiens naam me nu even ontschiet. (Italianen waren de eerste gastarbeiders in Luxemburg, zij maakten net na de oorlog kapitaal in de mijnen en zware industrie.)
Twee maal per jaar verblijven we met 18 vrienden en vriendinnen in het plaatsje, het Ministerie zorgt die dagen voor de inwendige mens. Op zekere dag vereiste de receptuur van de te koken maaltijd verse kruiderij, en in het bijzonder verse salie. Het lag voor de hand bij de Italiaanse familie aan te kloppen ten einde wat van het kruid te mogen plukken. De oude heer des huizes vond het maar vreemd. Hij sprak geen Luxemburgs, geen Duits en slechts een handvol Frans. Wij konden met moeite onze bedoelingen duidelijk maken. Uiteindelijk mochten we wat blaadjes plukken.
Later op de avond kwam de oude heer onze camping opgewandeld met een stek van zijn salieplant. Omstandig bood hij excuus aan voor zijn terughoudendheid van die middag. Zijn kinderen (die we regelmatig in het plaatselijk café troffen) hadden hem duidelijk gemaakt wie we waren en waartoe we het kruid nodig hadden. Sinds die avond groette de oude heer ons iedere keer wanneer we langs zijn huis slenterden.
De stek hebben we achter onze oude Castle geplant. Hij staat daar alweer een jaar of vier te groeien, en later in het jaar uitbundig te bloeien. Ik had hem in het najaar terug willen snoeien, het is er niet van gekomen. Zoals je ziet zit het blad van vorig jaar er nog ongeschonden aan, maar als je goed kijkt dan zie je de frèle nieuwe scheutjes er al tussendoor piepen. De plant levert krachtig blad, steviger en geuriger dan onze salie thuis. De jonge loten zijn het lekkerst (dat is altijd zo), maar deze variant (of ras, of hoe dat ook heet) blijft smaak en geur geven, ook in de winter. Verder is het blad groot van formaat en daarom uitermate geschikt om te frituren. “Muisjes” heet dat op z’n Italiaans, maar daar zal Ellen nog wel eens over schrijven. Overigens is de moederplant echt Italiaans, meegebracht door de oude heer uit zijn geboortedorp. De oude heer is terug naar Italië. Hij heeft domicilie gekozen in zijn geboortedorp, ergens in Calabrië.
© paul