Op de ochtendwandeling zag ik ze weer. De hele Gemeentetuin ligt er vol mee. En je kunt er niks mee doen. Ja, de eikels, die zijn nog goed voor de varkens… Maar de vruchten van de paardekastanje? Eten kun je ze niet.
Toch kan ik het niet laten, ik raap ze altijd op. Prachtig glanzen ze tussen de dorre bladeren, ik prop mijn broekzakken er vol mee. Ik heb een mannetje gemaakt, maar hond had ook gekund. Of een slang, of een halsketting… (Ooit maakte ik een Pterodactilus!)
Het einde van de winter halen ze nooit, mijn figuurtjes. Ze verliezen glans, drogen in, armpjes en beentjes gaan los zitten of breken. Net het echte leven.
Ik neem nog een glas wijn en ga naar bed. Morgen ga ik beukenootjes rapen, daar kun je ten minste snoepjes van maken.
© paul