Er was een tijd dat Nico vaste bezoeker was op het Ministerie, maar dat hield een jaar of tien geleden op. Zomaar, zonder reden, en van de ene dag op de andere. Ik herinner me zijn laatste bezoek nog prercies, dat was op 23 december van het jaar 19… Daarna hoorden we tijden niet meer van hem. Wel kwam ik Nico een enkele keer tegen in het Café aan de Overkant. De conversatie verliep dan alsof het laatste woord pas gisterenavond gezegd was. Vreemd, vreemd…
De dag na mijn verjaardag, afgelopen jaar, was een zondag. In de vroege namiddag was Nico er ineens weer. Met de beste wensen en een kadootje. Een fles Italiaanse wijn, eigen import. Je dient te weten dat een oom van Nico varkenskeurmeester is in de Italiaanse provincie Ancona. Wanneer Nico bij hem op bezoek is geweest neemt hij altijd een quantum van de locale wijn mee naar huis. En zo ook doen zijn broer en zussen. De familie heeft altijd een aardige voorraad in huis.
Het gaat niet om geclasseerde wijn. Nee, gewone degelijke landwijn. Maar wel heel bijzondere landwijn. De wijn komt van een coöperatie in het dorpje San Paolo di Jesi. In de tijd dat Nico onze stulp nog regelmatig frequenteerde bracht hij vaak een fles van het goedje mee en ik had er heel beste herinneringen aan. Nico noemde de wijn Vernaccia en ik heb jaren gedacht dat dat de naam was. De flessen hadden geen etiket en van de letters en cijfers op de stop werd je niet wijzer. Maar ook bij de coöperatie van het dorpje San Paolo di Jesi heeft de tijd niet stil gestaan. Ze gebruiken nog steeds geen etiketten, maar om de stop zit nu dus een plastic wikkel met enige informatie. “Vino Spumante Dolce” staat daarop te lezen. En verder de naam van de coöperatie in afkorting, de plaats van herkomst, het alcoholpercentage (11%) en de inhoud van de fles (0,75 liter). En een aanbeveling om de lege fles in de daarvoor bestemde container te dumpen.
Ik heb intussen geleerd dat vernaccia de naam is van een Italiaanse druif, en die druif zal ongetwijfeld de grondstof hebben geleverd voor deze wijn. Gisterenochtend opende ik de fles en reisde in gedachten tien, twintig jaren terug. Ik vond die wijn toen lekker, en dat vind ik nog steeds.
Het betreft rode wijn, mousserend en zoet. Je zou denken dat alle ingrediënten aanwezig zijn voor een grandioze mislukking, maar niets is minder waar.
De wijn mousseert licht, een aangename sprankeling, niet opdringerig. Ook het zoet dringt zich niet op, het is natuurlijk, alsof het niet anders zijn kan. En je houdt er beslist geen kleffe smaak aan over wanneer je een slok genomen hebt. De wijn geurt mooi naar zwart fruit en naar “de stal van de wijnboer”. De smaak is heel prominent. Druivenmost, zwarte bessen en frambozen. Misschien een tikkeltje aardbei en in de verte iets van gist. Meer kan ik er niet van maken. Het is gewoon lekker… De wijn is op z’n best wanneer hij licht gekoeld is. Die van mij kwam uit de kelder en dat was juist goed. Uit de koelkast zou te veel zijn geweest.
Hoe het precies zit met de druiven, ik ben er nog niet uit. Ik lees alleen over witte wijnen van vernaccia. En hoe komt die wijn aan dat zoet en die overduidelijke vruchtensmaak? En waar ken ik Jesi, de hoofdstad van de betreffende regio ook al weer van? Oh ja, daar werd in de achttiende eeuw de componist Pergolesi geboren…
Ik ben benieuwd wanneer ik Nico weer zie. Ik mis met tijden zijn conversatie. En voor zijn “eigen import” houd ik me aanbevolen.
© paul