Is het nou alleen het plebs dat praat over Corona, en is COVID-19 voorbehouden aan het hogere segment van de goegemeente? vroeg Ellen zich af. Ach schat, ik heb het over Corona, mompelde ik terug, En als me dat plaatst tussen het plebs dan heb ik daar vrede mee, ik hoor daar geloof ik ook thuis,..
Uiteindelijk maakt het ook niks uit hoe je de boosdoener noemt, het gaat over dezelfde ellendeling. Het raakt ons hoe dan ook, want in onze contreien (Gemert, Boekel, Erp) vallen de klappen, we verloren intussen een aantal van onze vrienden, bekenden, familie…
Mensen worden bang in deze vreemde tijden, ze gaan rare dingen doen, tonen egoïstisch gedrag of worden gevaarlijk onverschillig. Het komt allemaal voor en ik erger me eraan, maar het zij zo.
Ik laaf me evenwel aan de solidariteit en zorg voor elkaar, de inventiviteit waarmee mensen de moed erin te houden; de stugge volharding om ziekenhuis, brandweer, vuilophaal, supermarkt en wat dies meer zij gaande te houden. De inzet om scholen draaiende te houden en de achterstand van kindertjes tot een minimum te beperken. Het bloemetje en het pannetje soep voor het buurmens, de boodschappendienst of de aubade aan het venster van een eenzame. Enfin, je snapt wat ik bedoel…
Vanochtend ging de voordeurbel terwijl ik in de keuken het oud papier zat te sorteren. Dat was vreemd, want ik had al het denkbaar toekomstig bezoek de afgelopen weken laten weten dat wij noodgedwongen quarantaine zouden houden. Ik ging dan ook niet kijken wie er aan de voordeur stond, het zou de briefbesteller wel zijn.
Ellen opende de deur en daar stond Marja. Ze hield de gepaste afstand aan en had een tasje op de het rooster voor onze voordeur geplaatst. Lekkers voor eenzame (nou ja eenzame) vrienden.
De trouwe lezers kwamen haar al vaker tegen op deze website, maar voor de nieuwkomers onder ons publiek leg ik het nog even uit: Marja trouwde als hoogblonde blanke vrouw, al weer jaren geleden, in in een Molukse familie (of Abraham trouwde als rasmolukker in in een zuidoost Brabantse familie van voornamelijk wittekoppen, daar wil ik even vanaf zijn…). Hoe het ook zij, de Molukse moeder van Abraham onderkende op enig moment dat haar blonde nieuwkomer onmiskenbaar talent had in de keuken en Brams moeder besloot daarop haar kookgeheimen door te sluizen naar de Blandaschoondochter. (Misschien wel het beste besluit van Mevrouw Renwarin ooit…) Marja heeft er gelukkig gretig gebruik van gemaakt…
Enfin, we zijn al heel lang bevriend met Marja en Bram en we stellen hullie gezelschap aan de borreltafel altijd bijzonder op prijs. Meedelen in de culinaire kunsten van Marja is daar een onvermijdelijk gevolg.
Lumpers gestoomd; saté cambing, saté babi, saté ajam, gegaard boven een minuscuul houtskoolvuurtje; pepesan van makreel of van kabeljauw, badend in een scherpe groentesaus. Eenvoudige bami, gecompliceerde bami, rijst zus en rijst zo. Gehaktballetjes in pindasaus, gehaktballetjes in ketjapsaus; sambal boontjes, sambal kool, sambal petis, sambal tomaat. En zo verder lezer, en zo verder…
Enfin, Abraham was de chauffeur op deze ochtend en Marja de gulle geefster. Ze stonden dus op gepaste afstand aan de deur en verrasten ons met een onverwachte lunch: 10 kleine loempia’s, zelf gemaakt, overheerlijk…
Het bleek dat Marja en Abraham per Jeep nagenoeg heel zuidoost Brabant hadden bereden, ter meerdere eer en glorie van familie en vrienden, overal hun gulle gaven achterlatend (ze moeten meer dan honderd van die dingen gemaakt hebben…). Molukse families tevreden en, geloof me, deze Blanda’s ook. Warme solidariteit in moeilijke dagen…
We hebben de loempiaatjes meteen gebruikt, we vierden er een feestelijke lunch mee. Een druppel ketjap manis en een lik krachtige Javaanse sambal, meer hoefde dat niet te zijn.
Dank, dank, en nog eens dank!
En een kopje espresso toe…
© paul
sterkte daar