Zondag maakten we een uitstapje naar de Vlaamse Kempen. We hadden daartoe de auto van de Jongste Bediende geleend, die van ons had weer eens mankementen. Doel van ons tochtje was een bezoek aan het Trappistenklooster van Achel, we wilden bier inkopen ten behoeve van een artikel voor Trappistbier beleven, ik kom daar op een later tijdstip nog over te schrijven.
Aangezien onze zaken bij de paters snel waren afgehandeld, besloten we de doorsteek te maken naar Belgisch Limburg, naar het stadje Maaseik. Veertien keramische beelden uit het Terracotta Leger van keizer Qin Shi Huandi worden daar in de Minderbroederskerk tentoon gesteld, dat wilden we zien. Maar eerst moest er gegeten worden.
Aan het centrale plein van het stadje bevinden zich een aantal restaurants en café’s. Het is er goed toeven, in diverse etablisementen genoten we in eerder dagen van een goede maaltijd en we brachten er, bij andere weersomstandigheden, uren door op de talrijke terassen die het plein telt.
We kozen deze zondag voor restaurant-café De Beurs, Markt 7. Een statig pand, maar ongedwongen, een beetje rommelig van inrichting. Eters en drinkers zaten door elkaar, het was er vol, maar niet luidruchtig. En geen opdringerige jengelmuziek uit de speakers.
De foto toont Ellens bord. Het ziet er wat rommelig uit, maar het smaakte meer dan uitstekend. Een hertenbiefstuk én een stukje van de haas. Botermals, prachtig rosé gebakken. De wijnsaus was een kalssieker uit eigen keuken. Erbij een groentenstoofpotje van wortelen, spruitjes, boontjes en verse paddenstoelen. Én een zalvige aardappelpuree. (Dat rare “hooi” was volkomen overbodig, dat stoorde alleen maar).
Ik nam een stoofpot van gevogelte, gesmoord in Orvalbier. Groots… Ellen dronk rode wijn en ik Orvalbier van een jaar oud, geserveerd op keldertemperatuur.
We zaten heerlijk rozig te worden in het restaurant, we bleven er veel te lang hangen. We besloten voor de tentoonstelling op een ander tijdstip terug te komen, we dienden weer redelijk op tijd terug thuis te zijn want we moesten in de vooravond nog naar het feestje van Sam
Ellen telde op een goed moment elf kinderen in het restaurant. En die gedroegen zich allemaal alsof ze dagelijks de horecaf frequenteerden. Ze hadden dikke pret, maar niks luidruchtig, niks gejakker om andermans tafeltjes, niks geblèr. Dat wil in Nederland nog wel eens anders wezen. Het lijkt bij ons eerder regel dan uitzondering dat het jonge grut met herrie en onbeschoft gedrag mijn café- of restaurantbezoek vergalt.
© paul