Zampone met een bonenschoteltje…

Zampone met bonenschotel...

Enfin, vergeet dat bonenschoteltje maar even, het gaat hier nu over dat vlees. Zampone Modena (ook wel Zampone di Modena) heet het. Op de foto zie je het vlees na het versnijden, het zijn schijven geworden. De eigenlijke vorm is die van een varkensvoorpoot. Zampone is namelijk een worst. Het vlees zit echter niet verpakt in een darm, maar in de huid van de voorpoot van het varken (klik hier en je ziet precies wat ik bedoel).

De oorsprong van de Zampone gaat terug tot de vroege middeleeuwen, mogelijk zelfs nog verder. Het was een prima manier om slachtafval alsnog tot iets eetbaars te verwerken. Door de eeuwen heen verfijnde men evenwel de receptuur en inmiddels heeft de worst een Europees IGP keurmerk verworven. De inhoud van de worst is daarmee vast komen staan: 40 % varkensschouder, 40 % wangvlees en kinnebak, 20 % zwoerd. En natuurlijk een keur aan kruiden en specerijen, waaronder kaneel, koriander, kruidnagel en komijn. De worst wordt in water, dat tegen de kook wordt gehouden, in enkele uren gegaard.

Traditioneel wordt de Zampone gegeten op Oudejaarsavond, niet alleen in Modena, maar door heel Italië. En hij wordt dan begeleid door dat andere Jaarwisselgerecht: een maaltje linzen. (Linzen betekenen geluk en elke afzonderlijke linze symboliseert één munt die in het komend jaar verworven zal worden.) Ook combinaties met puree van borlottibonen, met boterspinazie en aardappelpuree behoren tot de klassiekers. Maar dankzij de voortschrijdende welvaart is de Zampone intussen allang uit gegroeid tot regelmatige tafelheer bij menige Italiaanse maaltijd het hele jaar door.

Verse Zampone, dat wil zeggen die meteen na de novemberslacht gemaakt werd bij de ambachtelijke slager, zou verreweg de lekkerste zijn. En dat zal ongetwijfeld zo wezen, maar ik ben hem nog nooit tegen gekomen. Gelukkig worden de worsten ook op grotere schaal geproduceerd, zodat het inmiddels voor de gemiddelde Europeaan is weggelegd om nu en dan zo’n worst te verwerven.

Door de jaren heen hebben we een paar fabrieksworsten uitgeprobeerd. Die van Fratelli Beretta kwamen het best uit de bus. En van die vleesverwerker kopen we dan ook onze Zampone, waar en wanneer het maar mogelijk is. De fabrieksworsten zijn al gegaard. Ze zitten verpakt in een aluminium zak en drijven in een heel gelatineuze bouillon. Voor gebruik laat je de worst warm worden in water dat je tegen de kook houdt. Het duurt ongeveer een half uur. Dan knip je die aluminium zak open en vangt de bouillon op, die is later nog voor van alles en nog wat te gebruiken. Je schuift vervolgens de varkenspoot voorzichtig uit de verpakking en snijdt hem in plakken. Wat je nu hebt zijn botermalse schijven worst, zo zacht dat ze smelten op je tong…

Door de tere structuur van supergaar gekookt varkensvlees van hoge kwaliteit en het subtiele geurenscala van kruiden en specerijen is Zampone breed inzetbaar. Niet alleen vult die de notoire linzenschotel of de bonenpot op een miraculeuze wijze aan, hij past ook bij elk fijn stamppotje, bij verse erwtjes en dubbel gedopte tuinboontjes. Pas gebakken knapperig brood, een pastaschotel, risotto, je zegt het maar, je bedenkt het maar. Er is zelfs een traditioneel gerecht uit Reggio Emilia waarbij de worst wordt gecombineerd met zoetigheid.

En als je de Zampone ondanks alles toch niet verfijnd genoeg vindt dan is er altijd nog zijn kleine zusje, de Cotechino di Modena, maar die is nog moeilijker aan te komen…

© paul

(Salamini) Cacciatore…

(Salamini) Cacciatore...
Tijdens en kort na onze Bourgognereis liet Ellen regelmatig sporen na op Facebook over het wel en wee van eten en drinken onderweg. En zoals te doen gebruikelijk leverde dat weer een schat aan opmerkingen en vragen op van lezers en volgers (en zo hield men zich lustig met elkander bezig).

Leon vroeg zich af of er in Bourgondië ook harde gefermenteerde worsten worden geproduceerd. Nou, reken maar! Er bestaan prachtige worsten, gemaakt van louter koeienvlees, Charolaiskoe wel te verstaan. Er worden ook worsten gemaakt van Bourgondische varkens, soms in combinatie met vlees uit de Ardèche, soms helemaal van eigen bodem. Een keur aan worsten heb ik er gezien, soms fabrieksmatig gemaakt, maar vaak ook door kleine producenten.

Jammer dat de vraag van Leon kwam op een moment dat wij de Bourgogne alweer verlaten hadden. Ik sloofde me de voorgaande dagen uit in het keuren en kopen van kazen, tot Ellen er de rem op gooide. Dat moest ook wel, ik doe namelijk nogal overmatig wanneer het gaat over de aanschaf van voedsel en drank. En dankzij de aanschaf van kaasjes en kazen moest ik die Bourgondische worstjes laten voor wat het was, ik had er niet één gekocht.

Enfin, ik bedacht dat ik Leon toch nog wel zou kunnen laten proeven van Bourgondische worst, of als het niet anders was, van die uit de Ardèche. Ik wist een handelaar, op de markt van Arlon (B.), die een uitgelezen assortiment aan Franse worsten voert. Maar ach, laat die goede man nou met vakantie wezen.

Als een goed bedoeld gebaar (een zwaktebod, maar toch…) schafte ik dan bij een andere koopman die Italiaanse worstjes aan. Salamiachtige worstjes, Cacciatore genaamd. Ook lekker, maar niet wat ik eigenlijk bedoelde.

Cacciatore worden gemaakt van varkensvlees, uitgelezen vlees wel te verstaan. Er gaat grof gemalen vet bij en de worsten worden gearomatiseerd met zwarte peper, knoflook in poedervorm en eventueel nog andere specerijen. Het worstmengsel wordt in natuurdarm geperst. De rijpingstijd is afhankelijk van het beoogde resultaat (wil je harde  of zachte worst), van de grootte van de worsten en van de uiteindelijke smaak die de producent wil bereiken.

De naam van de worst zou je doen vermoeden dat die gemaakt is van wild, want Cacciatore betekent: jager. Dat is echter niet zo, de naam is een verwijzing naar de oorspronkelijke gebruikers van de varkensworstjes, jagers en bosarbeiders, die ze met zich meedroegen ten behoeve van hun lunch in het veld. De worstjes werden oorspronkelijk aan de gordel of broekriem gedragen, het zijn relatief kleine worstjes (150 gram).

De smaak van de worst is licht notig, redelijk vol, wat vettig, niet écht uitgesproken. De geur van de witte schimmel op de buitenkant doet je denken aan goede paddenstoelen. Je kunt die schimmel eraf wrijven, je ook het velletje verwijderen. Ik eet de schimmel het liefst mee, het geeft wat scherpte en diepgang aan de smaak van de worst.

Enfin Leon, die diepgerijpte Franse worst houd je maar van me tegoed. Voor nu moet je het even doen met een (goed, maar niet exclusief) Italiaans worstje. Het worstje heeft een DOP keurmerk, het Italiaans equivalent van het Franse AOC kenmerk.

© paul

Schouderkarbonade met Elskessaus

Schouderkarbonade in elskesaus...
Ik heb jarenlang een abonnement gehad op het culi tijdschrift Delicious. Een aardig blad, maar na een paar jaar heb je alles wel een keer voorbij zien komen. De reden dat het abonnement toch maar doorliep was laksigheid. Telkens vergeten op te zeggen… Maar goed, ik bewaarde alle jaargangen netjes op volgorde in de “vergeten- boeken-kast”. Onlangs besloten we toch maar eens te gaan ontspullen, “vergeten-boeken” gaan in het Minibiebje dat aan ons huis hangt. Iedereen mag daar gratis boeken uit meenemen en soms leggen mensen er ook weer boeken voor terug; een waar succes. Over dat Minibiebje later meer, nu eerst die oude jaargangen Delicious. Ik leg dus zo af en toe een jaargang in het kastje maar vóór ik dat doe blader ik ze nog even vluchtig door. In één van die oude jaargangen vond ik een recept voor varkensvlees met een saus van oude jenever. Goed idee! Ik besloot zoiets te maken, maar dan met een scheut Elzenbitter in plaats van oude jenever.

Voor twee personen

  • twee schouderkarbonaden
  • geklaarde boter
  • 2 flinke sjalotten, fijn gesneden
  • een bosje tijm en een blad laurier, samengebonden
  • een borrelglas Elzenbitter
  • wat bouillon
  • een flinke scheut room
  • beurre manie om de saus wat te binden
  • een lepel peperkorrels
  • peper en zout

Verhit de boter en bak daarin de karbonaden aan beide kanten mooi bruin. Voeg de sjalotten erbij en bak ze even mee. Blus dan af met het Elske en, als je durft, afzuigkap uit, flambeer dan even. Blus met een scheutje bouillon, voeg het bouquet garni van tijm en laurier toe en laat het vlees nu rustig zo’n anderhalf uur stoven op een zacht vuurtje. Voeg dan de room toe en de peperkorrels. Laat de room nog wat inkoken en bind de saus eventueel met wat beurre manie. Breng verder op smaak met peper en zout.

Wij waren verrast door de fijne smaak die het Elske aan de saus gaf. Kun je zo gauw geen Elske vinden, dan zou je dus oude jenever kunnen gebruiken, maar dan wordt het toch wel iets heel anders!

Wij aten er een stamppotje bij van aardappel en waterkers, wat een prima combinatie bleek.

Een kopje espresso toe!.

© ellen.

Stoofschotel van lam en groenten (restverwerking)…

lamsschenkel artisjok, restverwerking
De maaltijd van gisteren, met de lamsschenkeltjes, was zo overvloedig dat we een ruime portie overhielden. Ellen liet aan het eind van haar stukje weten dat onze maaltijd voor vandaag dan ook al vaststond.

Het kost nauwelijks werk om met het overschot een nieuwe maaltijd te bereiden. Allereerst wordt het vlees van het bot gehaald en in kleine brokjes gesneden. Vervolgens gaat het terug in de pan met groentesaus. Een flinke hand diepvriesdoperwten erbij en een stuk of zes kerstomaatje, in kwarten gesneden. Een  scheut water toegevoegd om aanbakken te voorkomen en de zaak kan worden verwarmd. Dat laatste dient met een beetje zorgvuldigheid te gebeuren om te voorkomen dat de schotel één grote brij wordt.

Enfin, een complete maaltijd werd het, en nog smakelijk ook. Een glas Barbera d’Asti erbij en een stukje Contékaas toe. En natuurlijk het notoire kopje espresso. Prima gegeten…

© paul

stoofpotje van lamsschenkels met verse artisjokken en aardappel

lamsschenkel artisjok, restverwerking

  • Dinsdag is mijn vrije dag en dan mag ik graag iets uitgebreider koken of experimenteren met het één of ander. Ik kocht maandag de eerste verse artisjokken van dit jaar en wilde eigenlijk een mooi ingewikkeld recept maken uit het kookboek “De Keuken van Spanje en Portugal”. Gevulde artisjokken zouden het worden. Gevuld met spinazie, pijnpitten, ham, rozijnen… Thuisgekomen bleken de artisjokken toch niet van zo’n kwaliteit… zoveel moeite… ik bedacht dan maar iets heel anders… Ik had ook lamsschenkels gekocht… Juist, het werden dus lamsschenkels met artisjokken en aardappels. Ook heel lekker, een beproefde combinatie! Het was voor twee personen, wel veel vlees. We hielden over, kregen het niet op, maar later meer over de eventuele restverwerking…
  • lamsschenkels
  • olijfolie
  • 2 middelgrote artisjokken
  • sap van een citroen
  • 2 sjalotten, grof gesneden
  • 1 rode peper, fijn gesneden
  • 2 tenen knoflook, geplet en grof gehakt
  • een theelepel raz el hanout
  • 2 ontvelde rijpe tomaten, in blokjes gesneden
  • een flinke scheut witte wijn
  • een pluk saffraaneen pluk gedroogde oregano
  • 2 ansjovisfilets
  • 2 middelgrote aardappelen, geschild en in kleine blokjes gesneden
  • peper en zout

 IMG_7359

Verhit de olijfolie in een stoofpan en bak de schenkels daarin rondom bruin. Voeg de sjalotten en knoflook toe en bak ze even mee. Voeg de raz el hanout toe, doe de fijngesneden rode peper en de stukjes tomaat erbij en bak ook nog even zachtjes mee. Blus dan af met de witte wijn, voeg saffraan, ansjovis en oregano toe en sudder de schenkels een anderhalf uurtje heel zachtjes. Voeg eventueel wat water toe. Maak intussen de artisjokken schoon. Pers de citroen uit en giet het sap met water in een schaal. Maak de artisjokjes schoon. Verwijder de buitenste blaadjes. Snijd ze dan in vieren en knip de bovenste randjes eraf. Leg de partjes meteen in het citroenwater anders verkleuren ze. Als je mooie verse artisjokken hebt kan je de steeltjes ook gebruiken. Schil de steeltjes en snijd die in stukjes. Doe dan de artisjokken bij de schenkels. Stoof nog zo’n 20 minuten en voeg de aardappelblokjes toe. Stoof tot de aardappels gaar zijn. Proef en breng verder op smaak met peper en zout. Dien op met een groene salade. Zoals gezegd, veel teveel vlees voor ons. Er was ook nog saus, aardappel en een paar stukjes artisjok in de pan… onze maaltijd voor vandaag stond al vast; lekker snel…

Kopje espresso toe. © ellen.

Ossenstaartsoep…

Ossenstaartsoep...

Tik je het woord ossenstaart in op het zoekmachientje in de rechterbovenhoek van de website dan krijg je een keur aan recepten; voorbeelden van hoe wij dat vlees bereiden en het liefst eten. Vreemd genoeg vind je er niet één recept terug voor ossenstaartsoep. En dat terwijl die soep, of die bouillon, toch aan de basis staat van onze liefde voor het staartvlees. De afgelopen tien jaar hebben we dus niet één keer geschreven over die soep, terwijl we hem vaak aten. Vreemd?!…  De hoogste tijd om daar iets aan te doen.

Ossenstaart is vergeten vlees, lijkt het wel. Hoewel er bij slagerij Snijders in ons dorp eigenlijk altijd wel een pakketje staart in de vitrine ligt wordt er almaar minder van dat vlees verkocht. Dat is jammer en onterecht. Ossenstaart (vaak ook  Runderstaart genoemd) is ideaal vlees om een krachtige bouillon van te trekken. Maar ook maak je er geweldig lekkere gestoofde kluiven van. Inherent aan staartvlees is dat het zowel vlees omvat alsook bot.

Wat deze of gene ook beweert, een bindend recept voor ossenstaartbouillon bestaat niet. Wel bestaat er een soort basisingrediëntenlijst: water, staartvlees, groenten, kruiderij en zout. Wát je gebruikt en hoé je het gebruikt zal de uiteindelijke de smaak van je bouillon en later van je soep bepalen. Er valt nogal wat te variëren, de mogelijkheden zijn legio en het leidt tot forse, maar soms ook subtiele, smaakverschillen van je uiteindelijk gerecht. Ik maakte onderstaand recept met wat ik aan spulletjes in huis had, het had ook zomaar anders kunnen zijn.

  • 500 gram ossenstaart,
  • 2 liter water,
  • 1 dikke plak knolserder,
  • 1 sjalot,
  • 1 ui,
  • 2 tenen knoflook,
  • 1 laurierblad,
  • 10 peperkorrels,
  • 2 kruidnagels,
  • 1 bouillonblok.

Dep de stukken staartvlees met keukenpapier droog. Doe ze in een pan met twee liter koud water en breng aan de kook. Schuim het vocht zorgvuldig af wanneer het kookpunt is bereikt. Doe dat een aantal keren tot er nog nauwelijks vervuiling afkomt. Zet nu de pan op het kleinste pitje, liefst met een vlamverdeler (een sudderplaatje) tussen het vuur en de pan, zodat de vloeistof zodanig wordt verwarmd dat-ie net tegen het kookpunt zit. De rest van de ingrediënten gaat nu in de pan. Het geheel mag lang en langzaam trekken; reken op een uur of drie, vier, soms langer. Je kunt tussentijds je bouillon op smaak testen, maar het belangrijkst is dat het staartvlees zo gaar is dat het van het bot valt. En al die tijd de soep niet koken, maar heel zacht laten garen, trekken… Dat verdiept de smaak, écht waar!

Heeft je potje lang genoeg op het vuur gestaan, giet dan alles door een zeef en vang de bouillon op in een schone pan. De groenten en kruiderij die achterblijven in de zeef gooi je in de kliko, het vlees haal je van het bot.

Laat de bouillon vervolgens afkoelen zodat je hem kunt ontvetten. Verschillende methoden zijn geëigend. Laat je de bouillon helemaal afkoelen (op het laatst in de koelkast), dan zal het vet gestold op de bouillon drijven en je kunt het afscheppen met een lepel. Je kunt ook de lauwe bouillon door een zeef, bedekt met een klaag goed keukenpapier, gieten. Het vet zal goeddeels achterblijven in het keukenpapier. Een bijkomend voordeel is dat je ook eventuele verontreiniging uit de bouillon zeeft. Vervang tijdens het proces een aantal keren het keukenpapier want de poriën zullen dichtslippen en dan duurt het uren voordat er nog wat vocht doorsijpelt.

Je bouillon is klaar en bruikbaar om soepen en sauzen te bereiden. Maak je er ossenstaartsoep van dan voeg je eenvoudig wat ingrediënten toe. Vermicelli (of gebroken spaghetti, kleine elleboogjes, zie maar), een worteltje, julienne gesneden of in kleine dobbelsteentjes, een pijpuitje en een handvol vers gehakte peterselie. En natuurlijk dat overheerlijke staartvlees, mooi kort versneden.

Vergeet niet om een flinke scheut Madeira toe te voegen aan je soep. Cognac, armagnac of een Eau-de-vie mag ook.

© paul

 

Blasenrotwurst…

Blasenrotwurst...
Naar schatting 1500 soorten worst is Duitsland rijk, ik blijf het een overweldigend aantal vinden. Geen land ter wereld biedt zo’n rijkdom aan worstsoorten, geen ander land neemt worst als culinaire specialiteit zo serieus. Natuurlijk zijn er een heel stel soorten die je eigenlijk sub-soort zou moeten noemen, ze onderscheiden zich nauwelijks van elkaar. Maar aan de andere kant: onder al die specimen vind je ook talloze zaken die uniek zijn en met niets anders te vergelijken.

De worst op de foto is er zo eentje, Blasenrotwurst heet-ie en hij komt uit het Harzgebied in de deelstaten Nedersaksen en Saksen-Anhalt. Tijdens de voettocht die Jeanne en Ryan maakten door het gebied (langs de oude DDR grens) trokken ze door verschillende dorpen en stadjes waar de specialiteit werd aangeboden. Het was bijzonder aardig dat ze bij het zien van dit curiosum aan het Ministerie dachten. Ze brachten zo’n prachtige worst voor ons mee…

Heet het in Duitsland Rotwurst, dan betreft het nagenoeg altijd bloedworst. De paté van deze worst is opgestopt in een varkensblaas. De worsten worden gekookt en licht gerookt.

Een vaste, halfharde worst levert de bereiding op. Zoals je ziet wordt er veel spek in verwerk, het is dan ook een vette worst. De smaak is evenwel ook delicaat, fijntjes gekruid. Een mooie zweem van rooklucht hangt er om de worst.

Je kunt de worst zo eten, op een snede stevig brood, maar beter is het om hem te verwerken. Je gebruik schijven van de worst zoals je ontbijtspek gebruikt, je bakt het mee met je eieren, met je vlees, met uien en knoflook. De bloedworst die ik vandezomer op mijn Flammekuche geserveerd kreeg was van dit type worst.

Ik heb mijn worst al op allerlei manieren gebruikt. Jammer dat Ellen niet van bloedworst houdt, ik moet nu alles alleen verwerken en verstouwen. Maar dat lukt aardig hoor, reken maar…

© paul

Wild paard…

'wild paard'
Voor het weekend kwam ik bij toeval drie dagen op rij bij Slager Snijders. Iedere keer om gehakt te halen. Had dat dan niet in een keer gekund? Ja, dat had het best, mits goed gecoördineerd en goed gecommuniceerd. Maar het liep zoals het liep en ik stond dien ten gevolge drie achtereenvolgende dagen aan de toonbank.

Bij een van die keren viel mijn oog weer op de pakketjes paardenvlees die daar altijd links van het gehakt klaarliggen. Je moet namelijk weten dat het geslacht Snijders van oudsher Paardenslager was. Paarden worden er tegenwoordig niet meer geslacht, wel wordt er nog uitgebeend. Ook bereiden ze nog dat voortreffelijk paardenrookvlees, sinds de oudheid een begrip in ons dorpje. Het was alweer tijden geleden dat ik paard klaarmaakte, maar ik had er zin in dus ik kocht een pakketje stoofvlees. (Voor de criticasters onder ons: het was Nederlands paard, dus naar alle waarschijnlijkheid had het beest een goed leven achter de rug…)

Teruggrijpen op het beproefde recept voor paardenstoverij daar had ik geen zin in. Ik besloot na enige ruggenspraak om het vlees te marineren zoals te doen gebruikelijk met wild (vandaar de titel boven dit stukje). Het recept levert een gerecht op voor drie personen.

  • 500 gram paardenstoofvlees,
  • 1 ui,
  • 1 sjalot,
  • 2 tenen knoflook,
  • 1 winterwortel,
  • 2 takjes tijm,
  • 1 tak rozemarijn,
  • 10 zwarte peperbolletjes, gekneusd,
  • 10 pimentbolletjes, gekneusd,
  • 1 blad laurier,
  • 1 1 koffielepel tomatenpuree,
  • 1 fles rode wijn,
  • 200 ml. room,
  • peper en zout.
  • Hak de ui, de sjalot en de winterwortel vrij grof en doe ze in een kom. Leg er de kruiderij op, behalve de tomatenpuree. Leg de dobbelstenen vlees op groenten en kruiden en giet er de fles rode wijn over. Werk het vlees en de andere ingrediënten met de hand om. De bedoeling is dat alles goed verdeeld is en min of meer onder de vloeistof staat. Dek de schaal af met vershoudfolie en laat het geheel minstens een nacht staan. Zeef groenten, vlees en kruiderij, vang het vocht op en zet dat apart. Scheid het vlees van de groenten en zet de groenten apart, gooi de kruiderij weg. Dep het vlees droog en bak het vervolgens aan alle kanten bruin in een stevige stoofpan, in een mix van olijfolie en boter. Voeg dan de uitgelekte groenten toe en laat ze even op een middelhoog vuur meebakken. Vervolgens mag er 250 ml. van het marinadevocht bij. Breng even aan de kook en sluit de pan dan af en laat de inhoud van de pot op een laag vuurtje stoven. Na twee-en-een-half-uur mag de tomatenpuree erbij. Roer goed om en bepaal of je saus, het vochtgehalte, dik genoeg is naar je zin. Zo niet, kook dan even in op een hoog vuur tot je tevreden bent; voeg dan de room toe. Laat even doorwarmen en dien vervolgens de schotel warm op. Aardappelpuree erbij is een aanbeveling…
    • Opmerkingen:
    • ik gebruik het vocht van de marinade. Bedenk dat dat altijd verontreinigd is doordat het vlees er zijn sappen aan heeft afgegeven. Het gaat dan in het begin ook wat vlokken. Kook je het vocht in en bind je het vervolgens met tomaat en room, dan heb je er uiteindelijk geen last van. Wil je dat gedoe niet, gebruik dan bouillon, water, wijn, enfin, zie maar…
    • Kooktijden zijn uiteraard afhankelijk van de leeftijd en constitutie van het paard. Het zou zomaar kunnen dat je langer moet stoven. Uitproberen en proeven is het enige wat erop zit.
    • Ik ben wel tevreden over de toevoeging van de room. Ellen vindt het volstrekt overbodig en jammer van de smaak. Zij opteert voor een beetje binden met beurre manié.

    © paul

 

Charolais, charolais, en nog eens charolais…

IMG_6170
Het ontbreekt nu even aan tijd en mogelijkheden, maar ik beloof het je met de hand op mijn hart. De komende tijd zal er op deze website met overgave, ten voeten uit, overdadig, indringend, vol liefde en van uit de grond van ons hart, geschreven worden over dat Bourgondisch vleesvee: het CharolaisMisschien wel het mooiste vleesras ooit…

Vandaag namen we een beetje afscheid van de Morvan, van dat stiefkind van Bourgogne, we moeten weer naar huis. We sukkelden wat door de omgeving; de wouden fonkelden van goudgeel naar het warmste oker, om dan alsnog door te kleuren tot diep roestkleurig rood. Een Indian-summer zoals wij hem nog nooit gezien hadden, alle herfstgeweld van de Luxemburgse beukenbossen ten spijt.

Maar ach, ook kwamen we langs verlaten boerenbedoeningen en uitgestorven dorpjes, voorbij instortende kasteeltjes, gesloten restaurants en hotels zonder gasten. Ook hier ontvolkt men ondanks alle pracht, zeker nu de winter op komst is.

Je mag dan steeds minder mensen zien in de Morvan, dat Charolaisvee is meer dan prominent aanwezig, elk weitje is ermee bevolkt. Soms staan er twee, drie beesten, soms een echte kudde. Maar meer dan dertig stuks vee bij elkaar zie je nauwelijks. En het gaat niet zo heel lang meer duren of je ziet helemaal geen vee meer in de wei. Het wordt winter…

Het lijkt erop dat 1 november zo’n magische datum is. Alsof er een ongeschreven afspraak bestaat, waarbij de boerenstand  van de Morvan collectief besluit het vee naar binnen te halen. We zagen de afgelopen dagen al voldoende activiteit.

Onze overbuurman heeft zijn koeienvolk (allemaal dames, ik heb niet een stier gezien) vandaag binnen gehaald. Ze staan los in een redelijk ruime stal, worden verwarmd door een waterig zonnetje en vreten vol overgave van het groenige hooi uit eigen kweek.

De dames moeten kennelijk nog wennen aan haar status als stalvee. Ze loeien onafgebroken en vol overtuiging, maar op den duur lijkt het een beetje op zeuren…

Ellen ging toch maar een kijkje nemen en schoot wat foto’s. Ik hobbelde achter haar aan en liep bijna op tegen de overbuurvrouw van twee deuren verder. Ze droeg een papieren klaproos op haar revers, ze is Engels.  Ik dacht: verdomd, het is écht november en nauwelijks hoorbaar fluisterde ik: In Flanders Fields the Poppy’s blow. Buurvrouw schonk me haar allerzachtste glimlach…

©paul

 

Kalfskop in zurige dragonsaus…

IMG_6113
Ik zie het bij ons zelden aangeboden, maar in Luxemburg en delen van België behoort het bij het standaardassortiment van de betere slager: Kalfskop, of Tête de Veau zoals ze het liever noemen.

(In ons Limburg vind je ook Tête de Veaux (met een x ?), maar die wordt bereid met allerhand kalf, tomaat, gelei en paprika. Afhankelijk van wie het maakt levert het iets heel lekkers op, maar het is wel anders…)

In Frankrijk vind je Kalfskop overal. Het is gewoon een chique manier om resten van het kalf te verwerken. En ook hier geldt: hoe beter de slager, hoe smakelijker het gerecht. En als je dan een slager kiest die zijn bedoening drijft onder de rook van de op één na belangrijkste Charolaisveiling van Frankrijk, dan kan er nog nauwelijks iets fout.

Vlees van de kalfskop gebruiken ze; tong, wang, onderhuid, (zelden) hersens en wat er zoal verder nog losgeweekt kan worden van een gepocheerde kalfskop. In grove stukken wordt het vlees gehakt. Het gaat dan in een terrine en wordt samen met gelatineuse vocht tot een geheel versmolten en definitief gegaard. Vervolgens snijdt men het in plakken.

Er hoort dan een saus bij van sjalotjes, peterselie, eieren, dragon en kappertjes. Mosterd en olie mogen niet ontbreken, bieslook ook niet, en de natuurlijke basis voor de saus is een mix van rode en witte wijnazijn. Enfin…

Je eet de kalfskop warm, koud of lauw. Het is maar net waar en wanneer je hem gebruikt (en wat je voorkeur heeft). Een glas stevige witte wijn maakt de maaltijd tot een feestje. Ik dronk er een fors glas (enfin, twee,..)  Bourgogne Côte Chalonnaise bij. Een wat boerse witte wijn, maar pittig en lekker…

Dus: de volgende keer dat je door Frankrijk jakkert stop je bij die Topslager. Je koopt er van-alles-en-nog-wat, maar óók een paar plakken Kalfskop (met saus!). Je jakkert nog een stukje door en stopt dan ergens in niemandsland. Je luncht met je geliefden, brood en kalfskop, en drinkt er een mooi glas bij. Je valt bevredigd in slaap en wordt de volgende dag pas weer wakker. Dat is toch vakantie…

© paul